Onderwijl ik langs café ‘de Vrijboom’ de Kloosterstraat in ren,
kijk ik door het zijraam naar de ruimte waar we zaterdagavond het vijfentwintigjarig
huwelijksjubileumfeest van onze buren vierden. Bij de spontane schikking aan de
tafels zaten wij met twee andere stellen, de buren van onze buren, gezellig bij
elkaar alsof het zo gearrangeerd was. Bij het vollopen van de zaal werden
groepsgesprekken echter gaandeweg moeilijker, dus staken we paarsgewijze de ‘koppen bij
elkaar’.
Via regelingen
rond euthanasie, waar Paul als ambulanceverpleegkundige beroepsmatig mee te
maken heeft, kwamen wij op de gebeurtenissen rond de berg Horeb en van daar
naar de gevolgen van de boekdrukkunst. Dat kan zomaar, als zo’n bruiloftsfeest
vordert en je ondertussen zo goed wordt verzorgd als wij verzorgd werden!
Horeb
dus, de ‘Berg Gods’ in Sinaï. Paul zette uiteen dat Mozes behoefte had aan een
time-out omdat hij het volk niet meer in het gareel kon houden. Dat is niet zo vreemd
omdat ‘zijn mensen’ al zo lang rondzwierven zonder dat het beloofde land Kanaän
in zicht kwam en hij, Mozes, bovendien min of meer tegen zijn zin de
leiderstaak op zich had genomen. Mozes ging de berg op om even tot zichzelf te
komen, om na te denken: Hoe krijg ik deze dolende mensen onder controle? Bovenop
de Horeb schreef hij leefregels uit die later bekend werden als de Tien Geboden.
Maar terwijl hij afdaalde kwam het besef dat die woestelingen aan de voet van
de berg zijn regels zeker zouden afwijzen. Toen verzon hij volgens Paul een
list, toen bedacht Mozes, als ik hen vertel dat het niet mijn regels zijn maar
die van God, dan is de kans groot dat zij ze accepteren.
Onderwijl
ik via de Waalbandijk onder de Tacitusbrug
doorren word ik opgeschrikt door het gerommel van motoren als die van een
verdwijnend tweemotorig vliegtuigje. Het moet van de snelweg zijn gekomen want
in het luchtruim zie ik niets dan een langgerekte vlucht ganzen als de kras van
een schaats in maagdelijk ijs.
Nog even
terug naar Mozes: Terwijl Paul vertelde over Mozes’ zogenaamde kunstgrepen
bedacht ik dat het wel degelijk de God van Mozes kan zijn geweest die hem niet
alleen de betreffende leefregels ingaf maar hem bovendien in de waan liet dat
hij het slimmigheidje zelf vond, om te doen alsof deze woorden hem door God waren
ingegeven. Ik maakte Paul geen deelgenoot van deze gedachte. In plaats daarvan
gaf ik het gesprek een wending door vast te stellen dat het geschreven woord
toen al de macht van wetten in zich had.
Wij
beschouwen onze boekdrukkunst als een enorme voorwaartse ontwikkelingsstap,
maar misschien, zo hield ik Paul voor, vertraagde het geschreven woord onze
ontwikkeling juist. Door geschiedenissen vast te leggen, eerst in steen, later
op papyrusrollen en vervolgens in boeken kreeg het woord, vaak onbedoeld, de
kracht van wet en regel; Het staat in de krant, dus moet het wel waar zijn! Ik
bracht Paul de oorspronkelijke bevolking van Australië in herinnering en een
Bantoevolk in Zuid-Afrika. Zij kenden geen geschreven taal. Zij vertellen hun
geschiedenis in liederen en verhalen die van generatie op generatie worden
doorgegeven. Die oude geschiedenissen verweven zij echter met gebeurtenissen
die de verteller of zanger zelf heeft ervaren en krijgen zo het juiste kader.
Vanwege
onze zo geprezen boekdrukkunst hebben wij tevens te maken met boeken als de
Bijbel en de Koran die vol staan met verhalen van tweeduizend jaar en meer
geleden. Deze boeken vertellen gelovigen hoe zij moeten omgaan met bepaalde
problemen. Maar als die verhalen nu eens niet opgeschreven waren? Als ze in
plaats daarvan gedurende opeenvolgende generaties verteld of gezongen waren
zoals de Aboriginals deden, was er misschien geen betekenisstrijd losgebarsten,
geen oorlogen ontstaan, dan pasten die oude geschiedenissen misschien naadloos
bij onze tijd en opvattingen.
Evengoed
is onze boekdrukkunst een zegen, mits je de context maar niet uit het oog
verliest!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten