dinsdag 15 december 2015

Tijd

Hoe het werkt kan ik niet zeggen. Het ene moment kijk ik nog naar het stukje Roodslag, waarbij het herinneringsfilmpje volautomatisch wordt gestart waarin ik met hoge nood tussen de bomen verdwijn om kort daarna, als ik opgelucht de Waalbandijk weer bereik en mijn hardlooprondje voortzet, getuige mag zijn van een kudde paarden die met denderende hoeven en in een langgerekte sliert langs de Waal galoppeert (zie: ‘Moederliefde’), het volgende moment zie ik haar vanuit het niets in mijn ooghoek verschijnen. Zij staat op slechts een paar meter van mij af, deze koe, deze Rode Geus, met een eindje touw in haar mond. De trilling die door haar ruige donkerrode vacht golft laat zien dat zij zenuwachtig is. Haar kalf verschuilt zich achter haar benen, als een verlegen jongetje dat aan de rokken van zijn moeder hangt.
Nooit eerder stond ik oog in oog met een van deze kolossale half-wilde koeien die, samen met de kudde Konikpaarden, de begroeiing van de uiterwaard zo effectief in toom houden. Als ik enigszins van mijn schrik ben hersteld vraag ik mij af hoe deze koe met haar kalf door de omrastering is gekomen. Dan pas verwonder ik mij over het touw en over de wijze waarop zij dat tussen haar grijsbeige, zwetende lippen klemt. Een rafelig uitgebleekt oranje nylonkoord dat waarschijnlijk door de rivier werd aangevoerd. Het andere uiteinde is slordig om haar hals geknoopt. Het lijkt alsof zij het mij aanbiedt, alsof zij zeggen wil: kom, neem dit koord en voer ons weg van hier!
Zo staan wij een poosje zwijgend tegenover elkaar. Zij verbreekt de stilte met een benauwd “Boehoeuw”. Ik neem het haar niet kwalijk, het valt immers niet mee je tegenover een mens verstaanbaar te maken en daarbij een touw tussen je kiezen klemmen. Zij zet enkele stappen in mijn richting, haar hoofd dat getooid is met indrukwekkende naar voren gerichte puntige hoorns, houdt zij laag bij de grond zodat het eindje touw uitnodigend bungelt. Haar kalf, een stiertje van een paar maanden oud, beantwoordt de roep van zijn moeder. Hij komt schroomvallig achter haar tevoorschijn en wandelt mij oplettend voorbij. Ik twijfel nog over de bedoeling van het touw als ik een zachte duw in mijn rug voel. Dan overwin ik mijn terughoudendheid.
Het moet er vreemd uitzien: een hardloper tegenover een uit de kluiten gewassen koe en daarbij een kalf dat hem duwend in de rug in beweging probeert te krijgen.
Op het moment dat ik het touw grijp gebeurt een heleboel tegelijk: het daglicht krijgt een andere kleur, de koe draait zich om en trekt mij aan het touw met zich mee van de dijk af terwijl het kalf mij met zijn zachte snoet bemoedigende duwtjes blijft geven, en bij de omheining verschijnt een indrukwekkende stier met een aantal koeien. Het liefst wil ik het touw loslaten en wegrennen, zo snel als mijn benen mij dragen kunnen. Ik doe geen van beiden maar laat mij gewillig door het moederdier meevoeren.
Met haar neus duwt de koe het klaphek open. Waarschijnlijk heeft zij het kort daarvoor met haar tanden opengetrokken, waarmee de vraag hoe zij door de afrastering kwam, is opgelost. Ik bedoel maar, als zij mij een touw kan aanreiken, kan zij gemakkelijk met haar tanden een klaphek openen! De ruimte tussen het opengeduwde hek en het paaltje waartegen het sluit, is maar net voldoende om haar brede lijf door te laten. Ik volg haar en houd het hek open voor het stierkalf, waarna het nadrukkelijk achter ons dichtslaat. De koe leidt mij en haar kalf over het pad in de richting van het met bomen omgroeide wiel, de indrukwekkende stier en de overige koeien volgen onze kleine stoet…
Rennend over de Waalbandijk, ergens tussen Ewijk en Winsen, kom ik weer bij zinnen. Voor mijn gevoel zijn er minstens tien dagen verstreken sinds ik Het Roodslag passeerde. Ja, tijd is een vreemd verschijnsel!



1 opmerking: