Zoals gebruikelijk word ik geplaagd door kleine
pijntjes waardoor ik de neiging heb me daarmee en met het hardlopen zelf, bezig
te houden. Soms stemmen zij mij zelfs pessimistisch. Dan vraag ik mij af of ik het
zal volhouden, vandaag. Waarom doe ik dit mezelf aan, denk ik dan, of, zal ik
alvast omkeren? Soms moet ik mijzelf toespreken: kom op Simon, gewoon
doorrennen, je weet best dat het zo meteen is alsof het helemaal vanzelf gaat.
Vandaag is zo’n dag,
dat ik mezelf tot de orde roepen moet, bedoel ik. Evengoed ben ik in gedachten
even bij Jeanne; toen ik net haar appartement passeerde was haar huiskamer verlicht
al was het de etalage van een woonwinkel. Nu zij haar pols brak,
betekent die verlichting waarschijnlijk dat zij door thuis- of buurtzorg geholpen
wordt om zo goed mogelijk aan deze nieuwe dag te beginnen.
Bij Marie daarentegen
is het donker en zijn de gordijnen stijf gesloten.
Als vanzelf dwalen
mijn gedachten af en ren ik voor ik het goed en wel in de gaten heb over de
Waalbandijk en langs de Loenensche Wel,
waarin het waterpeil weer behoorlijk is gezakt ten opzichte van een week
geleden. Een specht is druk aan de arbeid. Hij hamert er lustig op los, zoals
de smid in het lied dat meester Dam ons regelmatig in de zesde klas liet zingen.
Zo vaak, dat de melodie en de tekst als vanzelf boven komen: de smid, ja de smid, is aan ’t smeden, aan ’t
smeden/ hij slaat met zijn hamer beneden, beneden/ hij slaat, dat de smids
ervan dreunt, ervan dreunt/ terwijl hij z’n liedeke neu-heu-riet/ ’t ijzer is
warm, staal in de arm/ ’t ijzer is he-heet, lustig gesmeed.
Deze specht klinkt
echter meer als een klophamer waarmee steeds, met korte onderbrekingen, kleine
brokjes beton worden weggeslagen. Daarvan krijg je geen ‘staal in de arm’. Daar
gaat hij weer: rakke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-tak. Ik denk
aan een fuga, aan een ‘klophamerfuga’, maar dat is niet helemaal correct omdat van
meerstemmigheid geen sprake is. Dan voegt zich een vogelstem bij het hameren en
begint het ergens op te lijken. Het is een sperwer die uitdagend roept dat hij mee wil
doen, zo meen ik in zijn opgewonden stem te horen. Even is het stil, maar als ik
vlakbij de Brugstraat ben, zet de specht opnieuw in en vult de sperwer aan.
Omdat ik hem
afgelopen dinsdag ook hoorde, de sperwer, heeft de snelle roofvogel die volgens
Frans in een van de pylonen van de Tacitusbrug
woont, waarschijnlijk het ontoegankelijke bosje op het landgoed rond Slot Doddendael tot zijn territorium
gemaakt. Ik ben te weinig vogelkenner om te kunnen gissen waarom hij nu zo geagiteerd
roept. Misschien jaagt hij prooidieren op zoals een meute jachthonden dat met
hun stemmen doen.
Gisteravond zagen we
de zesde aflevering van ‘The Hunt’,
waarin een jonge sperwerarend ons zijn jachttechniek demonstreerde. Met fel
begerende ogen keek hij naar een zwerm kanoeten. Ik herinnerde mij de wolken bestaande
uit honderdduizenden van deze strandlopertjes, die ik tijdens een waddenwandeltocht
in een subliem ballet vlak boven de horizon zag zwalken: uitdijend, weer
inkrimpend, als een windvlaag naar links en weer naar rechts uitrekkend,
omhoog golvend en weer omlaag. Wonderschoon.
Het lukte de snelle sperwer niet om een enkele kanoet in deze beweeglijke wolk te lokaliseren zodat zijn jacht vergeefs was. Pas toen hij een eenzame scholekster bespeurde kreeg hij na een spectaculaire achtervolging, loon naar werken.
Het lukte de snelle sperwer niet om een enkele kanoet in deze beweeglijke wolk te lokaliseren zodat zijn jacht vergeefs was. Pas toen hij een eenzame scholekster bespeurde kreeg hij na een spectaculaire achtervolging, loon naar werken.
De verouderde tuien
van de Tacitusbrug hangen er nog steeds, slapper dan vrijdag en dinsdag. In een
opwelling neem ik de traptreden naar boven, misschien vind ik de nestplaats van
de sperwer, maar het fietspad is geblokkeerd. Dan besluit ik via de Van
Heemstraweg, Ewijk en de Koningstraat weer naar huis te rennen.
Pijntjes?
Nee, hoezo?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten