Een zeurend pijntje in een lange spier vlak langs mijn linker schouderblad, deed
me bijna van dit rondje hardlopen afzien. Evengoed ren ik in het grijze
morgenlicht en vraag mij af of ik het beoogde keerpunt halen zal. Ik duw deze
zwartgallige gedachte weg door bewust over komende zondag na te denken.
Terwijl ik richting dijkopgang ren herinner
ik me mijn boomcertificaat. Heel toevallig is het niet, dat die verklaring me
te binnen schiet, want gisteren besloten Riky en ik dat we zondag de Hoge
Veluwe gaan bezoeken (we kregen onlangs een entreebewijs voor het park en het
Kröller Müller Museum cadeau, en zondag belooft een dag met mooi weer te
worden.)
De Veluwe dus. Na eeuwenlang bomen kappen is de Veluwe rond 1750 woestijn
geworden. Het zand stoof ongehinderd zodat er niet alleen duinen ontstonden
maar ook dorpen aan de randen van dit gebied, en in cultuur gebrachte velden, er onder bedolven werden. Dat zand moest weer worden vastgelegd. Dus werden bomen en
struiken terug geplant.
Vaag herinner ik mij de verhalen van meester
Van Gemert over dit onderwerp. Wij, mijn klasgenoten en ik, waren geen fan van
deze onderwijzer. We noemden hem niet voor niets Stekeltje (uiteraard in het
geniep!) Evenals een stekelbaarsje moest je hem niet tegen de haren in
strijken, terwijl die notabene al recht op zijn hoofd stonden! Stekeltje probeerde
ons fatsoen bij te brengen met behulp van een aanwijsstok. Van iepenhout gemaakt
– daar is een boom voor gekapt! Regelmatig liet hij zijn roede zwiepend op een
achterwerk belanden (over fatsoen gesproken!) Dat liep de spuigaten uit, vonden
wij, zodat we besloten alle aanwijsstokken uit het klaslokaal te verwijderen.
Toen meester even uit het zicht verdween, wierp ik de eerste stok in de
kaartenbak, hoewel ik mijn hart in mijn keel voelde kloppen. Voordat je tot tien kon tellen volgden alle andere dezelfde weg. Stekeltje had niets in de
gaten, tot …!
Van Gemert bewonderden we dus geen van allen,
maar over een ding waren we het roerend eens: hij kon machtig mooi voorlezen en
vertellen. Bijvoorbeeld over de geschiedenis van onze bossen. Holland bestond
overwegend uit bos toen bewoners van woeste gronden en open plekken in die bossen,
het landbouwen uitvonden. Toen werd er gehakt en gebrand. Later, met de opkomst
van de Verenigde Oostindische Compagnie, ontdekte men de waarde van hout voor
de scheepsbouw: kappen dus! Er waren nog maar kleine stukjes van dat bos over
toen de gevolgen zich lieten voelen: verstuivingen. Niet alleen op de Veluwe,
maar ook in Brabant en Drenthe.
Ondanks Stekeltjes vertellingen was Siempie
een beetje bang voor het bos, terwijl die in Wadway en in de dorpen daaromheen
geheel ontbraken. Sprookjes en de boeken die ik las, zullen daaraan hebben bijgedragen.
Evengoed, als ik in diepe wouden wandel, vullen die mij nog steeds met ontzag.
Nog verbeeld ik mij dan soms dat enorme bomen, zoals in vertellingen, hun
wortels lostrekken en aan de wandel gaan. Zich opdringend en verstikkend, evenals
grote mensenmassa’s dat soms kunnen doen: weer kwamen mensen in Mekka om het
leven, tijdens de jaarlijkse bedevaart. Meer dan zevenhonderd deze keer, en uitgerekend
nabij de plaats waar de duivel met steentjes werd bekogeld.
Tot op de dag van vandaag voelen we de
gevolgen van al dat kappen.
De laatste jaren ontdekken we steeds vaker de
relatie tussen bomen en mensen; de gelukkigen onder ons, met relatief veel
bomen in hun buurt, gaan vaker naar buiten en leven gezonder, en langer! Waar
ik woon hebben we tegenwoordig twee minuscule bossen, het Roodslag en ’t
Personnebos. En in het stroomgebied van de Waal groeien spontaan honderden bomen
en struiken. Maar die hinderen de vrije doorstroming van de rivier: kappen dus!
In Nederland moeten we het voornamelijk van
organisaties als Natuurmonumenten
hebben, als het om het ontwikkelen van nieuwe natuur gaat.
Het beoogde keerpunt heb ik gehaald, maar waar
zou ik dat bomencertificaat opgeborgen hebben?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten