dinsdag 4 augustus 2015

Fietstas

Nog voordat ik de Tempelstraat ben uitgerend heb ik al last van mijn regenjasje. De voornaamste reden daarvan zijn niet eens dat het warm genoeg is en weer droog, terwijl de regen nog gestaag viel toen ik vlak voordat ik mijn schoenen vastknoopte naar buiten keek, maar dat ik in dat korte stukje twee hardlopers tegenkwam die het zónder deden. Later krijg ik nog ingewreven dat ik beter om had kunnen keren om dat jasje terug aan de kapstok te hangen.
      De kwestie ‘jasje’ blijft tot halverwege Hommelstraat door mijn hoofd spoken waarna mijn zwager, de man van een van mijn zusjes, daarvoor in de plaats komt. Hij zal deze middag worden voorbereid op een heftige operatie die morgenochtend plaats gaat vinden. Ervaringen met ziekenhuizen spoken door mijn hoofd terwijl ik over de Waalbandijk ren.
      Na ongeveer vijfeneenhalve kilometer, nog een paar honderd meter tot mijn keerpunt voor vandaag, zie ik een mij bekende dame aan komen fietsen. Hoewel zij nog een stukje van mij is verwijderd herken ik haar als ‘Tante Marie’. Zij is geen familie, en waarschijnlijk gaat zij met een andere voornaam dan Marie door het leven. Nadat ik haar een paar maal tegenkwam, ben ik haar Tante Marie gaan noemen omdat haar uiterlijk mij zo aan tante Marie deed denken, de zus van mijn moeder. Aanvankelijk viel zij mij niet zo op maar dat veranderde toen zij de eerste keer een opmerking maakte terwijl zij mij voorbij fietste: “Wat loopt u snel!”, zei zij, toen we even op dezelfde hoogte waren. En een andere keer – er stond een stevige wind en het was bovendien behoorlijk koud – adviseerde zij mij om de andere kant op te rennen, in de richting die zij fietste, omdat het veel gemakkelijker gaat met de wind in de rug. Ergens irriteerde die opmerking, maar ik vond het evengoed leuk aandacht te krijgen.
      Tante Marie heeft een heus poppengezicht. Dat wil zeggen, als ik een oma-pop zou tekenen, vooropgesteld dat ik dat zou kunnen, krijgt zij de gezichtskenmerken van mijn tante Marie, de zus van mijn moeder: rond, muizig gezichtje, krullerig grijs haar, een bril met ronde glazen, zacht welvende neus, hoge jukbeenderen, lachende mond en ogen.
      Vermoedelijk werkt Tante Marie in Nijmegen, in een modewinkel. Misschien staat zij op de damesetage bij C&A. Niet dat ik haar daar heb gezien, of in een andere kledingwinkel, maar dat past helemaal bij haar. Zij woont waarschijnlijk in Winsen. Ik ben haar immers vaker tegengekomen op ditzelfde stukje Waalbandijk! Zij op weg naar haar werk, ik bezig aan mijn hardlooprondje. Best stoer van Tante Marie, vind ik, om op haar fiets naar het werk te gaan.
      In mijn fantasie kan Tante Marie alleen maar lachen. Zelfs als zij boos is, lacht haar gezicht. Alleen als je haar heel goed kent, kun je haar gemoedstoestand van haar gezicht aflezen. Vandaag staat dat in de bezorgd stand als zij mij vraagt: “Heeft u het niet veel te warm in dat jasje?”
      Over het uitspreken van het vraagteken doet zij zo lang dat ik in de tussentijd mijn verwarring en ergernis – zij legt immers precies haar vinger op een pijnpuntje – kan wegslikken en haar vraag bevestigend kan beantwoorden.
      “Dacht ik wel!”, laat zij er triomfantelijk op volgen, “ik heb mijn jasje in mijn fietstas gestopt!”
      Het mijne kan ik niet in een fietstas stoppen, aan mijn hardloopoutfit is geen fietstas toegevoegd. Dat wil ik haar antwoorden, maar Tante Marie is inmiddels al te ver van mij verwijderd.
      Weer terug in de Hommelstraat begint het opnieuw te regenen. Uit balorigheid, en omdat ik het inmiddels erg warm heb, trek ik mijn jasje uit. Nat ben ik toch al, tot op mijn vel!

     

     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten