Tijdens een hardlooprondje is het eenmaal eerder gebeurd. Na
die eerste keer nam ik mij voor, dit gaat mij niet weer overkomen. Daartoe
stelde ik mijzelf een maatregel, een waaraan ik mij sindsdien heb gehouden.
Ook vanmorgen, vlak voordat ik mijn hardloopschoenen vast knoopte.
Jaren achtereen is het
goed gegaan. Tot deze morgen.
Het voelt heerlijk zo te
rennen. De temperatuur is precies goed en de wind, die zich gisteren zo
dominant liet gelden, lijkt helemaal te zijn verstomd. Tot ik Herman
goedemorgen heb gewenst, in mijn hoofd natuurlijk, ik ga niet het risico lopen
om voor gek te staan door deze Schotse hooglandstier met luide stem te groeten
terwijl hij met zijn neus in zijn ontbijt staat te blazen. Juist nu, ondanks
mijn bevredigende stoelgang vlak voor vertrek, voel ik mijn darmen verkrampen.
Razendsnel overweeg ik mijn mogelijkheden: rechtsomkeer maken, doorrennen naar
‘de Trompet’ en de daarbij behorende fruittuinen of naar het Roodslag. Ik kies
voor de laatste optie.
De paar honderd meter
naar dit natuurgebiedje zijn zwaar.
Voordat ik het jonge bos
in ren ruk ik gehaast een busseltje gras bezijden de bielzen trapafgang (van
die ene keer heb ik geleerd!) Dieper in het bos, in de nabijheid van een bloeiende
pol Gewone Smeerwortel vind ik eindelijk een aanvaardbaar plekje waarbij ik er
op toezie de paars-roze bloemen niet te besmeuren: mijn relatie met de
veldbloemen wil ik op geen enkele manier verstoren. De zomermist troost mijn
ongemak en biedt bovendien extra privacy. Nu opluchting overheerst gaan mijn
gedachten op de loop met een tafereeltje waarmee Riky en ik gisteren tijdens
onze lange wandeltocht werden geconfronteerd…
Op het wandelpad langs
het Uivermeertje onder Deest, word ik getroffen door een dode vis. Het
waterdier ligt in gekromde houding, staart en kop steken omhoog. Ik zie wat de
gruwelijke dood van dit onschuldige schepsel heeft veroorzaakt. Daarvoor hoeft
je geen rechercheur te zijn: hoopjes opdrogende grassen, riet en waterplanten
maken duidelijk dat hier kort geleden groot onderhoud aan sloten en paden is uitgevoerd.
Ik stel mij de machine voor die de watergang vrij maakte, een dergelijke
machine heb ik vaker aan het werk gezien. Vis werd samen met een grote
plantenmassa op het droge geworpen. Niet wetend wat hem overkomt springt Vis,
spastisch blikkerend in het genadeloze zonlicht, van de ene op de andere zijde.
Het lukt het arme dier niet op deze manier weer in zijn vertrouwde element te
geraken, wel weet hij zich uit het groen te bevrijden. De machinist krijgt niets
van het drama mee zodat Vis met droge kieuwen zieltogend naar lucht blijft happen.
Toch is er iets wat niet klopt. Rigor mortis breidt zich binnen zes uur over het gehele lichaam uit en houdt, afhankelijk van de omgevingstemperatuur, een tot drieƫnhalve dag aan. Dit groot-onderhoud-slachtoffer vertoont nog steeds lijkstijfheid, kop en staart steken immers stijf in de lucht. Als het op precies deze plaats is gestorven, zou de zwaartekracht ervoor hebben gezorgd dat het lichaam plat lag. Ergo: iets of iemand heeft het glinsterende kadaver waarschijnlijk tussen het groen uit gepeuterd en het hier naast het wandelpad neergekwakt.
Toch is er iets wat niet klopt. Rigor mortis breidt zich binnen zes uur over het gehele lichaam uit en houdt, afhankelijk van de omgevingstemperatuur, een tot drieƫnhalve dag aan. Dit groot-onderhoud-slachtoffer vertoont nog steeds lijkstijfheid, kop en staart steken immers stijf in de lucht. Als het op precies deze plaats is gestorven, zou de zwaartekracht ervoor hebben gezorgd dat het lichaam plat lag. Ergo: iets of iemand heeft het glinsterende kadaver waarschijnlijk tussen het groen uit gepeuterd en het hier naast het wandelpad neergekwakt.
Nog in het roodslag stel
ik mij de laatste minuten van Vis voor. Een plotseling toenemend gerommel maakt
een paniekgevoel in mij los. Ik ren als een kip zonder kop tussen bomen en
struiken. Plotseling verduistert de hemel, iets kolossaals sluit bomen en
struiken in. Stammen en takken breken en splinteren. Shock overrompelt al mijn
functies. Ik voel zelfs geen pijn terwijl ik een been hoor knappen. Het
volgende ogenblik word ik omhoog gezwiept om bijna direct daarna neer te
storten…
Evengoed ren ik ontlast
verder over de Waalbandijk, de knipoog van een stralende Morgenster tegemoet.
Van de dode vis maakte
ik geen foto en had daarvan na een honderdtal meters al spijt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten