Bij nummer 187, aan de Van Heemstraweg, rijdt een
bestelauto de oprit in. Iemand in een oranje regencape loopt over het fietspad langs
de poort. Of nee, loopt de inrit in, zet het op een holletje en is verdwenen als ik de oprit kan overzien. Er was niet iemand in een regencape, voor de
zoveelste keer heb ik mij laten misleiden. Ditmaal door twee met een oranje kap
afgedekte palen in de paardenloopbak.
Terwijl ik verder ren,
via de Hommelstraat naar de Waalbandijk, peins ik over de wijze waarop onze
hersenen ons soms in de maling nemen. Hoe vaak is dat mij al overkomen. Vandaag
waren het paaltjes gecombineerd met mijn snelheid. Een vergelijkbaar effect ontstaat
als een trein optrekt naast de trein waarin je op vertrekken wacht (maar dan is
er ook nog de sensatie van het abrupt beëindigen van een verplaatsing die niet
werkelijk plaatsvond.)
Nu er een trein bij mij
binnen dendert ben ik weer terug bij de aftandse boemel waarin vluchtelingen
zich propten om daarin naar de vrijheid te reizen. Gisteravond waren er
gruwelijke journaalbeelden. Honderden mensen persten zich via deuren en ramen naar
binnen. Politieagenten probeerden er nog enige orde in te brengen maar dat was
onbegonnen werk. Deze vluchtelingen worden op de huid gezeten door onvoorstelbare
verschrikkingen. Hun wereld staat in brand, hun thuis is een verwrongen chaos.
De vrije wereld is hun enige uitweg om aan hun beulen te ontkomen.
Zij zijn al als haringen
in een ton, toch wringen zich nog meer naar binnen, het stukje perron dat
verlaten is wordt ingenomen door een ander. Uit een van de raampjes hangt een
jongetje, smartelijk en in paniek om zijn vader schreeuwend. Met een deel van
mijn geest zie ik andere treinen waarin de beulen hun slachtoffers naar binnen meppen
om daarna de deuren met ijselijke slagen te vergrendelen. Kunnen in onze landen,
in onze vanzelfsprekende vrijheid, conflicten ontstaan en escaleren met op den
duur vergelijkbare gevolgen?
Ja, dat kan, hoewel ik het
zelf niet geloven wil.
Rennend door dit vredige
rivierenlandschap probeer ik mij te verplaatsen in de paniek van deze vluchtelingen.
Dat kan ik niet. Evengoed produceer ik afschuwelijke beelden terwijl de
motregen mijn brillenglazen mistig maakt.
Wij, Riky en ik, willen
niet vluchten maar onze kinderen en kleinkinderen smeken ons. We moeten wel.
Het langgerekte perron
in Wijchen is afgeladen als eindelijk de stoptrein uit Nijmegen arriveert. Het
is een oude sprinter, wat een voordeel is want daarin zitten veel deuren en
weinig afscheidingswandjes. Een nichtje en haar man zien ons vanaf hun balkon.
We zwaaien en schreeuwen naar elkaar. Ik meen te zien dat onze nicht Wij Gaan Niet,
schreeuwt. De trein sukkelt ondertussen binnen, de remmen gillen. Mensen
stromen toe. Plotseling word ik een hittetrilling in de lucht gewaar. Ik ben
niet de enige die dat ziet, ondanks wij gespitst zijn om een plaatsje in de
trein te veroveren. Veel mensen gillen; wij weten wat dit betekenen kan. Onze vijanden
maken gebruik van gewapende drones. Het ding komt zo dichtbij dat wij er meer
van kunnen zien, dan gaat er een zucht van opluchting door de dichte rijen: het
is in rood, wit en blauw geschilderd. Onder de buik hangt een glasachtige
bobbel. De drone scheert over onze hoofden, vliegt door in de richting van het
appartementencomplex en boort zich naar binnen, vlak onder het balkon van ons
nichtje en haar man. Een lichtflits en een enorme klap. Er ontstaat een V-vormig
gat. Stof, vuur en de weerkaatsing van de luchtdruk maken de chaos compleet…
De wereld moet zich veel
meer inspannen om ernstige conflicten te voorkomen. Bijvoorbeeld door de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties reële macht te geven, iets dat op basis van
permanente leden en vetorecht onmogelijk is.
Evengoed, vrijheid is
geen illusie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten