Terwijl
ik in de regen over de Hommelstraat ren en mij verwonder over de groeisnelheid
van maïs en bieten, verschijnen beelden van gisterenmorgen op mijn netvlies, het
vertrek naar Grave, voor een dagje varen op de Jan Plezier met meer dan honderd zonnebloemgasten uit de regio. De
sfeer van een schoolreisje is onmiskenbaar. Voor mij begint dat al vroeg in de
morgen als ik Nico op ga halen. Zodra ik de poort open, keffen de hondjes
opgewonden rond mijn benen (zie ook ‘Continuïteit’).
Zijn handrolstoel en een extra zuurstoffles zijn door Ida, echtgenote en
mantelzorger, zorgzaam bij de poort klaargezet. Ook Nico zelf zit klaar. Zijn
ogen glinsteren ondeugend als hij mij toevertrouwd dat hij dit keer echt mee
gaat; ik vermoed dat Ida hem vanmorgen ‘geknipt en geschoren’ heeft!
Bij sporthal
de Tinnegieter staat de bus klaar. Het
wachtende groepje dijt gestadig uit met zonnebloemgasten die van verschillende
kanten, gebracht door vrijwilligers of familieleden, toe komen lopen – velen
met hulp van een rollator, stok, rolstoel of gezellig aan een arm. De
chauffeuse zekert Nico zorgvuldig op de buslift. Grada, gebracht door haar
nichtje – “mijn mantelzorger!,” stelt Grada haar met een trotse grijns aan mij
voor – heeft er zin in. Zij zal de nodige grappen aan haar tochtgenoten kwijt willen.
Jeanne begroet mij enthousiast. Zij leest en geniet steeds van mijn verhalen en
laat nu uitbundig haar commentaar horen. Henk brengt zijn vuisten, quasi
agressief, boksgereed als ik Letta zoals gewoonlijk begroet met: “Hoe komt uw
man toch aan zo’n mooie vrouw?” Rie arriveert, nog net op tijd, in haar rode
autootje die zij geroutineerd achter de bus parkeert, waarbij zij Annie,
gezeten in haar elektrische rolstoel, handig omzeilt. Zij draagt voor de gelegenheid
een bijzonder feestelijke hoed met linten: jammer dat ik mijn camera thuis
liet! Hoewel zij mij verzekert: “Dat kan ik heel goed zelf, jongeman!”, help ik haar ‘wandelvriend’, zoals zij haar
rollator pleegt te noemen, uit de bagageruimte hijsen…
Ik
bekijk de bewegingen van - en interacties tussen gasten en vrijwilligers tot ik
de reisgenoten kan uitzwaaien. Het doet denken aan de opwinding die ik
afgelopen week veroorzaakte in enkele mierenkolonies. Die vond ik onder de
stenen van ons terras. Gedurende de laatste jaren ben ik regelmatig met
‘anti-mierenspul’ in de weer geweest als er weer eens verse zandtorentjes
tussen de stenen verschenen. Nu zie ik de zinloosheid daarvan in: deze nijvere
werkertjes kunnen slechts gestopt worden door hun nesten geheel te verwijderen.
Het
herstel van het terras lag al enige maanden te wachten. Eigenlijk waren wij al
aan de status quo gewend geraakt toen ik woensdag eindelijk ‘in mijn stoutste
schoenen stapte’. Ik sta versteld van de pracht van de mierenkolonies (ik vond
er tot nu toe twee). Feitelijk zijn het doelmatige architectonische werken. Die van de grootste
kolonie lijkt een mix van Mies van der Rohe en Gaudí, vanwege de eenvoudige,
uitgebalanceerde kamers gecombineerd met complex kronkelende gaanderijen als
die in de Sagrada Familia.
Duizenden
eieren, minstens tien keer groter dan die van de andere familie, schepte ik in
mijn blik om ze in de gft-container te kieperen, hopelijk was hun koningin ook
van de partij!
Juist terwijl ik de grasdijk af ren om aan het laatste deel van dit natte
hardlooprondje te beginnen, zie ik weer die massa bleekwitte coconnetjes en de
krioelende mieren op het moment dat zij van het blik in de container glijden.
Hopelijk besluiten zij niet om mij de oorlog te verklaren – in hun plaats zou
ik dat zeker doen –, zoals de rode bosmieren deden in ‘De wraak van de mieren’
van sciencefictionschrijver en entomoloog Bernard Werber. Lees dat verhaal!
Waarschuwing vooraf: je loopt risico op een nachtmerrie nadien!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten