dinsdag 11 juni 2013

Dagobertdroom

De zon laat zich voorzichtig voelen. Zij brandt mijn twijfel over wel of geen windstopper, en de scherpe randjes van de ochtendfrisheid zachtjes weg.
Hoe toevallig is het als beide echtelieden op dezelfde dag en in dezelfde golfclubwedstrijd, een hole-in-one slaan? Of als een bankmedewerker een bedrag overmaakt dat uit elf tweeën bestaat, doordat hij eventjes in slaap valt? En is het toeval als je opziet tegen huis-aan-huis verkopen van zonnebloemloten en je vervolgens droomt dat je heel veel muntgeld vindt?
Ik pieker over deze toevalligheden als mijn neus mij opmerkzaam maakt op gemaaide dijkhellingen: foei, de goudgele bloemenweelde ligt te verhooien! Het Waalwater is weer binnen haar zomerbedding zie ik nu. Op haar terugtocht nam zij veel van haar water uit de uiterwaarden mee maar liet een flinke rest achter: zolang de schapen niet slagen voor hun zwemdiploma kunnen zij niet terug hun wei in. De reeds drooggevallen vegetatie ziet grijs van ontsteltenis.
Ik, noch Riky, sloeg een hole-in-one (sterker nog, wij golfen niet!) En die vermoeide bankmedewerker stortte geen 222.222.222,22 euro op mijn rekening. Afgelopen nacht beleefde ik wel een Dagobert-Duck-droom. Meestal vervliegen mijn dromen tijdens het begroeten van de nieuwe dag, deze bleef zeurderig hangen:
Ik heb haast, geen idee waarnaar ik op weg ben, als ik de eerste munt zie glinsteren. Vijf eurocent. Het steekt half verscholen tussen twee straatstenen. Ik kan het niet laten liggen. Gaandeweg volgen er meer, steeds meer. Al snel kan ik de muntwaarde niet herkennen en zijn ze overgegaan naar ovaal, doen aan stocknägel denken, van die blikken schildjes, souvenirs, die je met twee koperen spijkertjes aan je wandelstok kunt bevestigen. Al vlug pik ik munten op zoals je onkruid wiedt. Mijn broekzakken slaan, zwaar als collectebuiltjes tijdens de kerstnachtmis, tegen mijn benen.
Een jonge vrouw met een baby houdt mij gezelschap. Ook zij raapt geldstukken op, er zijn er bij van vijf euro, zie ik in een flits voordat zij haar hand schielijk sluit. Het voelt alsof zij zich mijn geld toe-eigent! Bij haar huisdeur aangekomen vertel ik over mijn verhuizing naar de Broerdijk; dat het geld uit de doos achterop mijn fiets rolde! Ondertussen heb ik oogcontact met haar kinderen, het zijn er inmiddels twee. Zij zijn identiek. Het lijkt alsof zij hun tong naar mij gaan uitsteken, dan golft bij beiden vette brij uit hun mond over hun kin.
Hun moeder geeft mij de munten, weifelend! Ik blijf alleen achter in een halfronde hal waarop veel deuren uitkomen. Een daarvan zwaait open. Wij kennen elkaar, de stokoude, zwaar gekromde mevrouw en ik. Zij schuifelt moeizaam over de drempel terwijl ik nog snel een paar geldstukken opraap. Ik vertel haar over de Zonnebloem; dat die munten nodig zijn voor loten. Ondertussen komt er nog een dame bij ons staan die geïnteresseerd naar mijn verklaring luistert.
De gebochelde vrouw graait in haar tas, waarvan de bodem bijna over de vloer sleept, en duwt een geopende briefomslag in mijn handen. Er steken bankbiljetten uit. Ik bedank haar en prop de slordige envelop achteloos in een zijzak van mijn jasje, waarop de jongere dame opmerkt: 'Weet je dat er tweehonderd euro in zit!’
Ik kijk haar verward aan als ook zij mij papiergeld aanbiedt. Het ziet er uit alsof zij de biljetten even daarvoor opstreek. Ik beloof hen zonnebloemloten en ga gehaast verder. Als ik ontdek dat ik mijn jasje achterliet slaat paniek toe. Ik zet een sprint in, terug naar het gebouw. Kan het niet vinden, kom amper vooruit…
Boven het bosje rond slot Doddendael echoot een koekoek: Petrus’ haan? Ik werd onrustig wakker. Zo’n Dagobertdroom helpt niet, je moet echt zelf langs de deuren, liefst vandaag!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten