Ik had het kunnen verwachten. Nu de
regen serieus aan de gang gaat, dun maar gestadig, voel ik even spijt bij het
beeld van mijn regenjasje aan de kapstok. Even, want het maakt absoluut niets
uit en al helemaal niet nu mij een oudere man – niet jong bedoel ik – tegemoet
komt rennen die even spaarzaam gekleed gaat.
Rennend over de Waalbandijk, wordt mijn
peinzen over het overdragen van mijn Zonnebloem-penningmeesterschap, een paar
uurtjes na nu, overruled door het beeld van een boterhamzakje met een knoop
daarin, dat ik zojuist passeerde. Er is iets vreemds aan dat zakje, maar wat? Het
duurt een paar honderd meter, dan krijg ik een vermoeden: gewoonlijk zien
weggeworpen plastic zakjes er uit als, nou ja, gewoon als weggeworpen plastic
zakjes! Soms dwarrelen ze in een zomerbries. Dat romantische beeld roept tegelijkertijd
ergernis op: waarom dat afval niet mee naar huis genomen?
Vroeger zag je ze niet; in mijn jeugd
bestonden geen plastic boterhamzakjes. O, bezat ik toen maar zo’n zakje! Ik zou
het zorgvuldig behandelen opdat ik het steeds en zo vaak mogelijk zou kunnen
gebruiken! Mijn klasgenoten zouden zich om mij heen verdringen om dat fenomeen
te aanschouwen!, (zelfs de zeldzame boffers, de elitekinderen wiens boterhammen
in een aluminium trommeltje werden verpakt.) Als ik geluk had gebruikte moe een dubbele pagina uit het midden van een
tijdschrift, keurig van de nietjes gelicht, maar meestal verpakte zij mijn
boterhammen in een stuk krantenpapier. En soms had ik pech dat het warm was zodat
de boter mijn boterham met de verpakking samensmolt. Dan stond een deel van het
nieuws (oud nieuws, ook dat nog!) in spiegelschrift gifzwart op mijn boterham; en
o rampspoed, als er een foto op werd afgedrukt! Gelukkig stonden er vroeger weinig
foto’s in de krant: matrijzen maken was omslachtig en kostbaar bovendien. Na
gebruik ging het stuk krant gewoon in de prullenbak; een knoop kon je er niet
in leggen!
Nu weet ik wat er ongewoon aan dat
boterhamzakje is: zakjes waarin knopen zijn gelegd lijken een beetje op de strikken die door mijn zusjes werden gedragen: een knoop met twee vlaggende
stroken gesteven stof. Deze broodzakjes-strik is anders. Het staat bol! Het
lijkt er op dat het bewust is vol geblazen, als een ballon, alvorens het werd
dichtgeknoopt. Terwijl ik verder ren pieker ik over dat kleine ding, verloren
langs de kant van de weg. Maar is het wel weggegooid? Ik denk aan het
berichtje, van Nu.nl, over mannelijke
oeverspinnen die na de seks spontaan sterven (vermoedelijk doordat hun pedipalp, feitelijk
hun penis, na de zaadlozing opgezwollen blijft.) Dit plotselinge overlijden is
na uitgebreid veldwerk vastgesteld; heeft misschien een wetenschapper zijn
specimen in dat boterhamzakje bewaard? En is daarmee, enthousiast fietsend naar
de universiteit, het lijk van een, tijdens de daad geobserveerde, mannetjesspin
kwijt geraakt…?
Op mijn weg terug onderbreekt het silhouet
van een vreemde vogel die langs mij zweeft, mijn vrije speculatie. Het lijkt
een fregatvogel, met een merkwaardige opgeblazen, spierwitte krop. Landt op het
verbrede deel van de dijk en laat de krop los: wat blijft is een ordinaire kraai
met een gesnaaide snee wittebrood. Onverpakt!
Misschien is het zakje wel gebruikt om
er iets dierbaars in te bewaren. Zou er een melktandje in kunnen zitten? Ja! Moeder
heeft het zakje een beetje opgeblazen zodat haar warme asem het tandje
beschermt. Het moet mee naar huis, onder het kussen, opdat de Tandenfee het
vindt! Het kind, achterop de fiets zittend, verloor dat kostbare zakje uit een
stijf dichtgeknepen handje. Het kind zweette overmatig door inspanning waardoor
het ongemerkt uit het kinderknuistje gleed! Huilen natuurlijk; mama heeft nog goed
gezocht!
Jammer, de waarheid achter die knoop
blijft verborgen in het verleden, en oeverspinnen roken niet. Anders zou de verpakking hen waarschuwen:
‘Seks is dodelijk!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten