vrijdag 11 mei 2012

Puttervoer

Terwijl ik de Hommelstraat in ren valt de zon plotseling voelbaar door een van de kleine blauwe gaten in het uitgebreide wolkendek. Dat diepe blauw steekt hoopval af tegen de omringende grauwwitte wolken vol regenwater. Het doet mij denken aan het levendige college natuurkunde dat wij, televisiekijkers, kregen van professor Walter Lewin (afgelopen woensdag 9 mei) bij DWDD, een televisieprogramma van Matthijs van Nieuwkerk. De professor liet ons zien waarom de lucht blauw is en de wolken wittig. Dit heeft te maken met het verstrooien van licht. Misschien heb je de uitzending niet gezien, dus leg ik het in grote lijnen uit: bijna al het licht wordt verstrooit door de grotere waterdeeltjes in de wolken, en slechts weinig door de veel kleinere stofdeeltjes in de atmosfeer. Professor Lewin demonstreerde dit aan de hand van sigarettenrook, waarvan de deeltjes in de longen groter worden door het opnemen van vocht. Het zag er mal uit, een professor met zes brandende sigaretten in de mond. Door deze proef kan ik nooit meer gewoon naar de lucht en de wolken kijken, en daar ben ik Walter Lewin dankbaar voor!
Op de Dijk vliegt een trips in mijn linkeroog. Gelukkig niet in het rechter, vanwege mijn lens. Dat herinnert mij er aan dat ik in de zomer die lens beter thuis kan laten. Gelukkig deed ik dat nu niet, anders had ik de familie Grauwe Gans misschien niet gezien. Zij staan aan de oever van de nevengeul bij Ewijk. Vader en moeder tonen trots vijf of zes van hun pullen. Goed dat zij geen weet hebben van hun huidige status in ons land. Een aantal jaren geleden waren zij graag geziene gasten, met veel moeite door ons binnengehaald en beschermd. Nu de populaties sterk groeien en zij graag en veel eiwitrijk gras blijken te vreten, zijn zij personae non gratae. Zij lijken wat dat betreft op de Polen en andere Zuid Europeanen: hartelijk welkom zo lang wij klussen hebben te doen waar wij zelf op neer kijken, maar alsjeblieft vertrekken als dat vuile werk is gedaan.
Ik peins nog op de hachelijke toekomst van onze ganzen als ik onder de verkeersbrug plotseling opzij moet springen voor een personenbusje vol verse Poolse arbeiders. Waarschijnlijk komen zij de ochtendploeg aflossen die vandaag hard heeft gewerkt aan het wegruimen van de tijdelijke ‘betonfabriek’ waarmee de aanbrug aan deze zijde is geproduceerd: dat gebeurt met een enorme pneumatische knipschaar, die met water nat wordt gehouden om het verkeer, dat boven onze hoofden onophoudelijk langs raast, te vrijwaarden voor gevaarlijke stofwolken.
Op mijn weg terug valt mij een man op die de hoofdjes van paardenbloemen in een emmer verzamelt. Een jochie rent rond hem door het hoge gras, dat hier doorschoten is met helgele boterbloemen. Ik ren aan dit tafereeltje voorbij en vraag mij af wat hij met deze verzameling gaat aanvangen. Een aannemelijke verklaring is moeilijk te bedenken, dus keer ik om en vraag het hem. Het blijkt een grootvader en zijn kleinzoon. Opa kweekt putters. Nee, geen wilde, maar geringde exemplaren: die zijn aantoonbaar in gevangenschap uit hun ei gekropen. De bloemhoofdjes die hij plukt zitten vol onrijpe paardenbloemzaden. En daar zijn puttertjes dol op: ieder krijgt er dagelijks één door hem voorgeschotelt. De kleuter dartelt onophoudelijk om ons heen en de vogelaar krijgt duidelijk schik in zijn causerie. Hij vertelt over ingewikkelde vogelziektes, legdrift en de handelswaarde van jonge putters...
Ik verlaat opa en zijn kleinkind met een groet. De lucht boven mij trekt weer helemaal dicht. Zo te zien houd ik het niet droog tot thuis: vermoedelijk staan een of meer weergoden enthousiast over hun longen te roken!

1 opmerking:

  1. Zo groot was je nieuwsgierigheid, dat je je hardloopronde onderbrak om te vragen wat die man met die paardenbloemen ging doen. Leuk vind ik dat. Voer je zo'n gesprek dan pas-op-de-plaats lopend of laat je je spieren ervoor afkoelen.
    Ik ben blij dat je het gevraagd hebt. ZOu er ook zeer nieuwsgierig van geworden zijn.
    En: Goed was ie hè, Walter Lewin bij Matthijs!!

    BeantwoordenVerwijderen