Op het moment dat ik
de Uiterwaard in ren komen twee honden, spaniëls denk ik, door de berm en in
een rap tempo op mij af. Verderop, op het nog bijna splinternieuwe bruggetje
over de waterinlaat, staat iemand die vast en zeker het baasje of bazinnetje
is. Een van de twee, de kleinste, sprint in dezelfde snelheid door naar de
Waalbandijk, zonder acht op mij te slaan. De grootste rent vanuit de berm het
wegdek op en springt in een vloeiende beweging op naar mijn rechterbovenbeen.
Onbewust buig ik me van de hondensnuit weg zodat het beestje contactloos langs
mij heen glijdt. Tegelijkertijd hoor ik een indringend fluitje. Schuin achter
mij zie ik beide honden stilstaan, hun kop opheffen in de richting van het
geluid om op het tweede snerpende geluid op volle snelheid naar hun baas of
bazin te sprinten.
...net zo teer als het voetje van het kleinkind... |
Alsof ook ik word
aangemoedigd door het hondenfluitje ren ik iets sneller, lijkt het, achter het tweetal
aan, maar arriveer evengoed ruimschoots na hen. Het bazinnetje zegt iets tegen de
grootste, het kleinste kijkt, op enige afstand zittend, toe. Ik complimenteer de
vrouw omdat zij succesvol ingreep – hoewel iets te laat, maar dat houd ik voor
me. Het zou ook overbodig zijn geweest want zij heeft het gezien. De kleinste
van de twee, de oudste, kreeg zij als pup. Het andere, grootste, teefje is jonger
en nog maar sinds een jaar onder haar leiding. Als om zich voor haar gedrag te
verontschuldigen, laat zij mij weten dat haar dochter er de eerste negen
maanden niet goed mee om is gegaan – negen maanden! Het brengt mij in de
verleiding te vertellen over het appje van onze schoondochter, maar dat
terzijde. ‘Een aantal van haar streken, waaronder haar enthousiaste nieuwsgierigheid,
kan zij nog steeds niet onderdrukken.’ Terwijl zij vertelt blaft de schuldige
een paar keer uitdagend, snuffelt aan mijn hand, likt, drentelt snuffelend
rondom onze voeten om vervolgens kriebelend aan mijn andere hand te ruiken en
te likken. Ik vind het allang goed.
Voordat ik verder ren wil ik nog graag iets over het ras weten. Het zijn inderdaad spaniëls of jachthonden. Dan noemt zij een naam die in mijn oren klinkt als een bijgerechtje van een sterrenrestaurant, zodat ik haar moet vragen het nog eens te herhalen zodat ik het onthouden kan. Oké, dat heb ik, Epagneul Breton.
Voordat ik verder ren wil ik nog graag iets over het ras weten. Het zijn inderdaad spaniëls of jachthonden. Dan noemt zij een naam die in mijn oren klinkt als een bijgerechtje van een sterrenrestaurant, zodat ik haar moet vragen het nog eens te herhalen zodat ik het onthouden kan. Oké, dat heb ik, Epagneul Breton.
Ook het schapenweitje
aan de Uiterwaard is zo leeg als het maar kan. Het lijkt alsof de uitbottende
wilgenstruiken met mij spotten. Hun knoppen zijn net zo teer als het voetje van
het kleinkind dat onderweg is. Dat voetje was overduidelijk zichtbaar op de
foto van de twintigweken-echo, die Rima ons appte. Zij voegde, compleet met een
breed lachende smiley, aan de foto toe: ‘Feet of new Dekkertje’. Samuel krijgt
een broertje of een zusje, wij ons vijfde kleinkind. Het is meer dan welkom, maar
we moeten nog wel erg lang wachten hoor, nog negentien hele weken en zes dagen!
Deze zomer lijkt nog
eindeloos ver weg, hoewel de snelheid waarmee de wilgenkatjes ontluiken met die
gedachte lijkt te spotten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten