donderdag 2 februari 2017

Contouren

’Zo voelt een mummie zich… als een mummie voelen kan’, denk ik er relativerend achteraan. Ik ben niet langer bang dat mijn armen van de smalle operatietafel glijden nu verpleegkundigen mij met een laken hebben ingesnoerd. Onwillekeurig denk ik terug aan de carpale-tunnel-syndroom-operatie, ruim dertig jaar geleden. Toen was mijn lichaam niet ingesnoerd. Mijn rechterarm lag in een beugel en mijn linkerhand had ik comfortabel in mijn broekzak gewurmd. Een broekzak is nu geen optie vanwege de saturatiemeter die als een wasknijper op de top van mijn linker wijsvinger is geklemd. Het begin van die operatie ging toen met veel lawaai gepaard, wat vooral aan het nukkige en opvliegende karakter van de neurochirurg lag; de operatieverpleegkundige, bang voor fouten, bewoog zich gespannen als een horlogeveer door de ruimte. Ik schrok net zo hard als hij toen het blad vol gesteriliseerde instrumenten uit zijn handen gleed. Hij kreeg ongezouten op zijn kop. Nu heerst rust in de operatiekamer.
‘Mijn oogarts’ (in opleiding), de aimabele drs. L. Ye, vroeg mij bij de laatste controle of zij de staaroperatie mocht uitvoeren, waarbij zij ter geruststelling meldde dat de professor op de achtergrond aanwezig zal zijn. Nu het zover is komt zij mij persoonlijk ophalen uit de speciale wachtruimte waar verpleegkundigen mijn rechteroog reeds tweemaal hebben ingedruppeld en me voorzagen van een operatiejas, -muts en schoenbeschermers. Het voelde alsof ik opging voor een diploma reddend zwemmen. Het is een bijzondere ervaring om in een rolstoel te worden voortgeduwd door de arts die gewoonlijk vanachter een instrumentenpaneel in mijn ogen tuurt. Zij toont het kuiltje waarin mijn hoofd moet rusten alvorens zij mij op de smalle operatietafel laat plaatsnemen.
In deze rust viel de stilte van de saturatiemeter extra op. Het verbinden van een nieuwe meter, aan mijn ringvinger ditmaal, veroorzaakte de gewenste piepjes. Tot volle tevredenheid van de drie dames rond de tafel waarop ik lag uitgestrekt, weerloos als Isaak op het brandofferaltaar van vader Abraham. De chirurge vertelt in grote lijnen wat zij gaat doen. Daarna manipuleert zij mijn hoofd opnieuw in het voorbestemde kuiltje – ‘ontspan, onderga het, je kunt er toch niets aan bijdragen’, houd ik mezelf voor – druppelt een oppervlakkige verdoving in, brengt een ooglidspreider aan en vraagt om een instrument (ik gok op pincet.) Iets trekt inderdaad aan mijn oogbol waarin vervolgens een dun buisje doordringt. Een waterige substantie druppelt langs mijn wang. Op mijn vraag bevestigt Ye dat zij met een pincet aan mijn oogslijmvlies trok om er een verdoving onder aan te brengen. Zij waarschuwt voor de volgende, zwaardere verdoving, die enige druk kan veroorzaken. Na ongeveer een minuut is de wereld via mijn rechteroog egaal grijs.
Als een operatiedoek over mijn hoofd is gerold voelt het alsof ik in een onderwaterwereld ben beland. De drie figuren, arts en verpleegkundigen, bewegen als donkergrijze zeepaardjes. Gevoegd bij onregelmatig dansende lichtvlekjes, lichten hun hoekige contouren zilvergrijs op als gestalten in een surrealistische schildering van Salvador Dali. Af en toe drukt iets of iemand op mijn voorhoofd en neusbrug. Ik probeer me zoveel mogelijk te ontspannen, tegelijkertijd stel ik mij voor wat zij doen. Via mijn linkeroog zie ik, vanonder de doek en langs mijn neus, vage bewegingen alsof iemand in mijn rechteroog roert, traag als met een staafje in een beker ingedikte koffie. Als Ye vraagt: ‘Gaat het nog, daar onder die doek?’, voel ik mij vrij te informeren: mijn troebele lens is in vieren gedeeld en ze is bezig het laatste kwart los te trillen en weg te zuigen. Dat verklaart het onheilspellende ritmisch aan en afslaan van een pomp op de achtergrond. Een laatste stukje lens is weerbarstig. Ik hoor discussie over de vordering daarvan, waaruit ik concludeer dat de klus met de hoogste graad van aandacht wordt uitgevoerd.
Toch nog sneller dan gedacht controleert de chirurge of zij het operatiewondje lekdicht gesloten heeft.
Na bijna vijftig minuten mag ik, voorzien van een doorzichtig oogkapje, van de operatietafel stappen en rolt een verpleegkundige me terug naar de wachtruimte.
Meer dan twee uur voordat de verdoving geheel is teruggetrokken voltrekt zich het wonder: via mijn spiksplinternieuwe kunstlens kan ik zien! Weliswaar nog niet scherp, maar wel zijn alle kleuren frisser dan via mijn ‘goede oog’.
Doctorandus Ye is wat mij betreft geslaagd. Zij verdient een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw.

Hardlopen moet ik even uitstellen, maar tegen iedereen die beweert dat een staaroperatie ‘een fluitje van een cent is’, een ingreep die ‘in vijf minuten kan worden geklaard’, zeg ik: Onzin, het is een ingewikkelde operatie waarbij een grote mate van zorgvuldigheid en precisie noodzakelijk is.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten