dinsdag 14 februari 2017

Roosjes

Het silhouet dat zich een ogenblik geleden aan mij liet kennen als een oude man of vrouw die mij wandelend tegemoetkomt, krom als een verwaaide jeneverbesstruik, blijkt een vuilcontainer. Het is de zon die mij parten speelt. Ik ren recht tegen haar verblindende licht in doordat ik op de Waalbandijk rechtsaf ben gegaan. Vlak voor de afslag naar het terrein van Swanenberg waar men reeds lawaaierig met enorme stalen buizen stoeit, wenst een figuur die ik ditmaal voor een vuilnisbak hield, mij een oprecht goede morgen. Pas dan onderscheid ik de gestalte van een oudere vrouw die geduldig op haar poedel wacht, terwijl dat beestje zijn neus ophaalt in een busseltje kleumend gras. Ik ren nagenoeg blind en enigszins beschaamd verder naar mijn keerpunt waarna ik mijn omgeving weer ongehinderd waar kan nemen.
Ondertussen peins ik over mijn eerste vriendinnetjes. Ik was veel jonger dan Niek toen ik met Willie een innige vriendschap sloot. Acht, misschien negen jaar. Haar vader was schoenmaker. Onze vriendschap eindigde abrupt toen zij met haar familie verhuisde naar een ander dorp. Ik herinner me niet dat we afscheid hebben genomen. Wel weet ik zeker dat ik haar op Valentijnsdag nooit een berichtje stuurde, vooropgesteld dat er een 14e februari gedurende de periode van onze vriendschap gepasseerd is. Overigens wist ik in die jaren niet van het bestaan van Valentijnskaarten en alle andere Valentijnprullaria waarmee (bloemen)winkels vandaag gevuld zijn.
Nellie volgde Willie op. Dat was min of meer vanzelfsprekend omdat Nellie ook met Willie bevriend was. Zo vulde ik de leemte op die vanwege de verhuizing van Willie ontstond. Van Nellie herinner ik mij vooral dat zij ziek was. Het was nogal serieus, die ziekte, maar details daarover herinner ik me niet. Zij was een dochter van de kastelein. Haar moeder bestierde een kruidenierswinkeltje waar ik regelmatig voor mijn moeder een boodschap deed. Ik zie mijzelf aan haar bed zitten. Nellie lag in de huiskamer in een bedstee. Het was lente, want de zon die alle hoekjes en gaten van de bedstee verlichtte, werd gefilterd door een bloeiende boom in de tuin van de buren. Ik herinner me dat ik haar minstens één keer via haar moeder een briefje of kaartje schreef. Dat zal geweest zijn naar aanleiding van haar ziek zijn, niet vanwege Valentijnsdag.
Willie en Nellie. Andere jeugdvriendinnetjes herinner ik me niet. Volgens mij gooide de pubertijd wat dat betreft roet in het eten.
Mijn eerste Valentijnskaart ontving ik op mijn werk in Arnhem. Mieke, een van de bewoonsters van Het Dorp, schreef er steevast een gedurende de jaren dat ik er werkte. Daarmee gaf zij toe aan de gevoelens die zij voor mij koesterde, terwijl zij het niet erg zei te vinden dat ik ze niet beantwoordde. ‘O’, meende Mieke, ‘Je mag het best tegen Riky vertellen hoor!’
Ook van Hans ontving ik een aantal Valentijnskaarten. Daarnaast schreef hij regelmatig een briefje. Die begonnen altijd met de aanhef ‘Beste heer Simon’. Ik waardeerde de briefjes van Hans want hij deed er veel moeite voor. Hij schreef namelijk met een gebogen staaf die aan een hoofdband was bevestigd. Daarmee duwde hij de toetsen van zijn elektrische schrijfmachine een voor een in. Na mijn vertrek bij Het Dorp ontving ik nog af en toe een briefje van Hans.
Valentijnkaarten ontving ik niet meer, tot op de dag van vandaag. Wel ben ik nieuwsgierig naar de eventuele actie van onze kleinzoon. Hij is vijftien en een half jaar. Timothy vertelde dat hij een vriendin heeft. Zij is ook vijftien en zit bij hem op school, maar in een parallelle klas. Vorige week heeft zij hem bezocht en bij die gelegenheid kennis gemaakt met zijn mam. Toen zijn moeder hem naderhand voorzichtig over Valentijn polste, antwoordde hij tot haar verrassing: ‘Op school verkopen ze roosjes voor Valentijn!’



Geen opmerkingen:

Een reactie posten