Pas na mijn keerpunt,
deze keer na vijf kilometer bij hectometerpaaltje 112, laat de wind uit het
noordoosten zich wezenlijk kennen. Die is in een woord samengevat onderkoelend.
Hij blaast niet eens met grote kracht maar verdubbelt nu ik er recht tegenin
ren. Kleine kiertjes langs de rand van mijn muts worden onmiddellijk gevonden
zodat ik de kilte tot in mijn oren voel. Deze koude wind lijkt te spotten met
het thema van vandaag (het is Greenchoice
Warmetruiendag). Mijn gezicht verstijft, tranen vertroebelen het uitzicht
op rivier en uiterwaard, en dat is heus niet vanwege het neerleggen van mijn
bestuursfunctie.
Tegen de wind in. Als
kind had ik er een hekel aan. Op de fiets naar Bergen- of Egmond aan Zee, ging
heerlijk en bijna moeiteloos als de wind overwegend in je rug blies. Je was er
snel maar na een paar uurtjes ravotten in de duinen, langs het strand en in de
zee, moest je ruim dertig kilometer tegen de wind in naar huis peddelen. En als
je met je broer fietst is er niemand tegen wie je kunt zeggen ‘ik ben een
beetje moe!’ Mijn broer Jan en ik, melig van het trappen tegen die nooit
aflatende Westfriese wind in, vermoedden een oplossing voor dit probleem: als
we nu eens gewoon doorfietsen, altijd maar doorfietsen met de wind in de rug, dan
komen we vanzelf weer thuis want de aarde is rond! Toch?
Tegenwoordig tonen
weermannen plaatjes met daarin lage- en hogedrukgebieden getekend, en de
bijbehorende luchtdruklijnen (isobaren), waardoor je enig begrip krijgt van de
wind die je mag verwachten. Hoewel we er iedere dag mee te maken hadden, waren Jan
en ik, in de jaren dat we vaak samen fietsten, ons niet bewust van het bestaan
van weersystemen. We hoorden weleens het weerpraatje, maar dat had voor
ons geen belang. Als het even kon, mits er geen school of klusje op ons
wachtte, gingen we erop uit. Zoals alle kinderen leefden wij in het nu.
Voor mijn oom, bij
wie ik vele uren op het land doorbracht, speelde het weer een grote rol.
Steevast stond tijdens de middagpauze de distributieradio bij oom en tante in
de keuken afgestemd op Mededelingen voor Land
en Tuinbouw, met aansluitend het weerbericht. Daaruit kon ome Roon opmaken
of hij anemonen kon zaaien of dat hij beter nog een paar dagen zou wachten. Ik
luisterde maar met een half oor. Al die getallen over hoog- en laagwater en de aanbevelingen
voor boer en tuinder zeiden mij niet veel. Ik hield mij liever bezig met mijn
kleine nichtjes en neefje, met Annie en Klazien, en met hun broertje Bruno die
steevast in de box speelde ook al was hij bijna drie, onderwijl kleine Marry
gelukzalig bij tante Sjaan aan de borst lag.
Op de Hommelstraat
laten we elkaar eindelijk los, de wind en ik, zodat ik gaandeweg weer een paar
graden opwarm. De overstortvijver langs de Tempelstraat is weer gedeeltelijk
dichtgevroren. Eenden zwemmen her en der alsof zij de opmars van het ijs kunnen
tegenhouden. Een paar van hen kijken tegen beter weten in hoopvol op. Nee
jongens, deze ex-Zonnebloempenningmeester kan niets voor jullie betekenen.
Mooie column Simon. Ik zie het echt voor me door jouw beeldend taalgebruik.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel, Hai!
VerwijderenGeweldig weer Simon, al is het wat triest dat je dit niet meer doet voor de zonnebloem. Maar ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Geniet lekker van je vrije tijd.
BeantwoordenVerwijderen