Aangevroren
sneeuw knerst ritmisch terwijl ik onze straat uit ren. Ik word geroepen. “Dag
opa!,” hoor ik boven de herrie van mijn voetzolen en dat van een
achteropkomende auto. Ik draai mij om en zwaai naar Sofie die met haar papa of
mama, dat kan ik in deze ochtendschemer niet onderscheiden, de deur uitkomt om
naar school te gaan. Ik voel als het ware nog haar kusje van gisteravond –
recht op mijn lippen –, vlak voordat zij ging slapen nadat we samen pizza’s
aten vanwege de verjaardag van Timothy.
Het was sowieso een bijzondere dag,
gisteren. Onze kleinzoon, Samuel werd drie maanden en onze zoon 516 (43 jaar.)
Samuel zal het met zijn papa en mama op de neonatologische afdeling van het Kennemer Gasthuis hebben gevierd, Timothy
vierde het in de Pompekliniek, mijn werkgever ten tijde van zijn geboorte en
tegenwoordig die van hem. Toen we gisteravond thuiskwamen, na het etentje in
het pizza restaurant en de borrel toe, leek onze wereld anders dan toen we van
huis gingen. We zagen geen journaal en wilden graag weten hoe het met Nederland
en de rest van de wereld was gesteld, maar kregen vreemde en alarmerende beelden voorgeschoteld
vanuit een studio in Den Haag waarin de nieuwslezer ons via zijn oortje ontvangen
ontwikkelingen voorschotelde. ‘EVEN GEDULD A.U.B.’, meer was tijdens het
achtuurjournaal niet te zien geweest, begrepen we achteraf. We zagen een
indringer overmeesterd worden en zo werd het voor ons nog een latertje!
Het is fijn dat op de Kloosterstraat bijna
niet is gepekeld. Zo vind ik een beter houvast in de krokante sneeuw.
Als ik om een geparkeerde auto nabij de
Weeropper wil rennen komt van de andere kant een bestelbusje. De chauffeur
ziet het probleem en geeft mij alle ruimte.
Gister, drieƫnveertig jaar geleden, vroor het
strenger. Rond deze tijd verliet ik het ziekenhuis in een opmerkelijk gemoed.
De euforie van het prille vaderschap verdreef de kou die gemeen in lijf en
leden beet, hoewel ik evengoed mijn handen diep in mijn broekzakken propte. Het
geluid van de schaar die diep in het levende vlees van mijn lief knipte, bleef
hardnekkig hangen. Zo liep ik de anderhalve kilometer naar mijn schoonouders om
mijn blijdschap met hen te delen en warme kleding te halen want ik liep in mijn
colbert! De avond daarvoor was ik in zenuwachtige toestand bij de verloskundige
in de auto gestapt. Jo, een collega die als instellingspastor in de kliniek
werkte, was op die bijzondere vrijdagavond bij ons op visite geweest, samen met
de weeƫn die Riky toenemend verbeet. Jo had willen afzien van de afspraak maar
kwam op mijn nadrukkelijk verzoek evengoed. Ik was veel te blij met hem in de
buurt want hoe doe je dat, vader worden? Het werd later en later, voor Jo te
laat. Toen het eindelijk stond te gebeuren durfde de vroedvrouw het niet aan.
Op
de Waalbandijk blijf ik asociaal in het midden van de weg joggen, weg van
gladde plekken en schuine gedeelten.
Ook in het ziekenhuis verstreek uur na
uur. Plotseling viel Riky in slaap en ik in paniek. De verpleegkundige lachte
mijn angst schaapachtig weg: we gaven haar iets om te slapen want zij raakt
uitgeput. Kort daarna kwam Timothy in ons leven.
Weer op weg naar huis wil de zon mij
trakteren op een gloedvolle opgang, ware het niet dat een wolkenband dat belet.
Met het klimmen veranderen oranjeroze wolkenranden langzaam naar flets grijs en somber purper. Op de Tempelstraat komt mij een vrouw tegemoet met een telefoontje aan
haar oor. Aan haar stijve passen en behoedzame tred zie ik dat zij gladheid onder
haar leren zooltjes voelt. Zij lacht uitbundig als zij oog krijgt voor mijn
stevige pas. Anders dan de indringer bij het NOS-gebouw gisteravond, blijven wij beiden overeind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten