Bovenop
het beeld de Rivierwachter zit een buizerd. De eerste keer dat ik een vogel daar
bovenop zie zitten! Toeval of niet, toen ik hier zo’n twintig minuten geleden
langs rende realiseerde ik mij dat ik sinds afgelopen juni, toen het werd
geplaatst, nooit een vogel op dit beeldhouwwerkje zag. En nog deze morgen bedacht
ik dat vogels dit kunstwerk mijden omdat het waarschijnlijk geen gemakkelijke
zit vormt. Nu word ik daarin gelogenstraft. Er zit een vogel! Er zit een heuse roofvogel, waakzaam opgericht en hoog op zijn maïsgele poten, op het beeld van de roofvogel
dat door Nur Tarim werd gemaakt. Er kijken nu twee wachters uit over de uiterwaard
en de machtige rivier. De levende vogel is groter dan het composieten sculptuur,
ondanks de bijna drie meter hoge paal waarop het is bevestigd. Stevig genoeg
denk ik, maar toch!
De buizerd is op zijn hoede maar blijft
ondanks mijn nadering staan. In het muisgrijze ochtendlicht ziet hij er
beeldschoon uit. Slank, de snavel alert geheven, ongehavend en glad, de
borstveren in een halfronde krans opgepoetst als de bef van een strijdlustige advocaat.
Gereed om te worden geportretteerd ware het niet dat ik zonder camera ren. Ook
dat bedenk ik deze morgen voor de tweede maal. Eerder betrof het enkele
honderden rietganzen. Zij dobberden op het water van de ondergelopen schapenwei.
Al van ver zie ik ze liggen en hoor hier
en daar door het water versterkt, hoge kwebbelstemmen. Terwijl de zon achter
mij opkomt ligt de grote donkere plas boordevol nog donkerder gekleurde hoopjes
gans. Het is duidelijk dat zij hier de nacht hebben doorgebracht. Veilig op het
water van de ondergelopen weide. Ik zie er verschillende die de kop nog angstvallig
tussen de veren verstoppen. Zij hangen blijkbaar nog een beetje in het Blue
Monday-gevoel. Heel hun houding straalt het uit: laat ons met rust op deze
saaie dag; rot op, zie je niet dat wij nog wat uit willen slapen?
Bij mijn nadering drijven de ganzen die zich het dichtst bij de dijk bevinden, behoedzaam in de richting van de rivier. Weg van de dijk, weg van de jogger die het misschien op hen gemunt heeft. In het water is geen beweging zichtbaar. Het opschuiven en indikken gaat ongemerkt zodat ik heel goed moet kijken naar de grens van water en grasrand om hun beweging te kunnen zien. Geleidelijk wordt de reep water zonder ganzen breder, steeds breder. Op het moment dat ik er langsop ben gerend is de gansvrije strook minstens tien meter breed. Dat is ook het moment dat ik mijn fototoestel mis en de eerste ganzen met veel misbaar op de vlerken gaan. Achter mij hoor ik velen hun voorbeeld volgen.
Bij mijn nadering drijven de ganzen die zich het dichtst bij de dijk bevinden, behoedzaam in de richting van de rivier. Weg van de dijk, weg van de jogger die het misschien op hen gemunt heeft. In het water is geen beweging zichtbaar. Het opschuiven en indikken gaat ongemerkt zodat ik heel goed moet kijken naar de grens van water en grasrand om hun beweging te kunnen zien. Geleidelijk wordt de reep water zonder ganzen breder, steeds breder. Op het moment dat ik er langsop ben gerend is de gansvrije strook minstens tien meter breed. Dat is ook het moment dat ik mijn fototoestel mis en de eerste ganzen met veel misbaar op de vlerken gaan. Achter mij hoor ik velen hun voorbeeld volgen.
Eindelijk, nu ik praktisch onder het
kunstwerk jog kiest de trotse buizerd het luchtruim. Na het opvliegen blijft de rivierwachter onaangedaan op zijn
paal achter. Gelukkig. Want stel je voor!
(Overigens,
op de website www.bkdoc.nl zegt de
beeldhouwer: ‘Als je een beeld van een
hoogte naar beneden laat vallen moet bij elk brokstuk sculpturale kwaliteit
zichtbaar zijn; is dit niet het geval dan had er aan het geheel toch iets
gemankeerd.’)
Zolang
als ik kan kijk ik de vrije roofvogel na op diens zweefvlucht in de richting
van de Waal. Ik voel enig verlies, maar ben evengoed tevreden. Hoe zou ik ook ontevreden
kunnen zijn na traktaties als op deze morgen?
Terwijl ik over de Waalbandijk op huis aan
ren realiseer ik me dat ik weer vrijer kan ademen dan gedurende de eerste paar
honderd meter van dit hardlooprondje. Het benauwende gevoel, het gevoel alsof
ik over slechts één long kon beschikken, is weg. Kan dat een restje Blauwe
Maandag zijn geweest?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten