vrijdag 10 mei 2013

Westfriezen

Mijn route is van de Van Heemstraweg tot aan de dijk, aan beide zijden afgezoomd met een beginnend kantwerk van fluitenkruid. Het komt op mij over alsof de planten er altijd al stonden, alsof ze niet weg zijn geweest, en dat is feitelijk ook zo: zij hadden zichzelf slechts tijdelijk in een soort van winterslaap gebracht, trokken hun levenssappen uit hun forse stelen en bladeren in hun wortels terug om diep, in de relatieve warmte onder de grond, de te koude seizoenen te kunnen overleven. En dat geldt ook voor de jaloers makende mooie bloesems van de kastanjebomen.
Ik heb het gevoel dat alle planten en bomen, gedurende de afgelopen warme dagen, haast hebben gekregen, alsof zij veel verloren tijd in wilden halen.
Op de Waalbandijk komen mij twee fietsers tegemoet. Beiden zijn exact hetzelfde gekleed, berijden een fiets van hetzelfde merk en uitvoering, evenals hun fietstassen waarmee hun rijwielen links en rechts zijn behangen. Zelfs hun fietsbrillen zijn identiek! Je kunt zien, kortom, dat zij bij elkaar horen. Zij fietsen in hoog tempo en even denk ik, twee vrienden, maar als zij mij vriendelijk groetend passeren hoor ik ook een vrouwenstem. Terwijl ik verder ren peins ik over deze twee: van waar komen zij en wat is hun bestemming? Een echtpaar onderweg voor een fietsvakantie, zoveel lijkt mij wel duidelijk. Dan herinner ik mij mijn eerste gedachte, ‘twee vrienden’ en voel ik de warmte van enige schaamte: echtparen bestaan tegenwoordig ook uit mensen van gelijk geslacht Simon! Ik blijf er niet te lang in hangen en ren lekker voort. Kort na de verkeersbruggen kies ik voor dezelfde weg terug. Ik voel mij heerlijk als Beuningen weer nadert.
Bijna thuis raak ik op mijn qui vive voor de automobilist die op de uitrit van het tuincentrum staat te wachten om de weg op te kunnen rijden. Het gebeurde vaker dat ik weg moest springen om mijn vege lijf te redden, men verwacht soms niet dat op het fietspad, dat men eerst moet oversteken, ook van links verkeer kan komen, hardlopers bijvoorbeeld. Het portierraampje aan de passagierszijde wordt omlaag gedraaid en even meen ik onze Afra te herkennen (vrienden van haar en haar man wonen in Beuningen dus zou het zomaar kunnen). De dame, definitief niet Afra, vraagt hoopvol: “Weet u misschien waar wij de McDonald’s kunnen vinden?” Zij klinkt uiterst vriendelijk (zelfs haar stem lijkt op die van mijn zus) ondanks haar strak, kortgeknipt blond kapsel en haar moderne maar strenge bril. Hij, donker haar en donkerbruin verbrande huid, en voorzien van een baard van twee dagen (precies zoals vrouwen dat tegenwoordig graag zien, godzijdank met uitzondering van de mijne), blikt afwachtend over haar schouder. Ik leg hen uit waar zij de ‘big-mac-bakker’ kunnen vinden en wij gaan ieder onze eigen weg.
Al zo’n vijftig meter van hen verwijderd realiseer ik mij dat haar stemgeluid niet alleen leek op dat van Afra maar ook hetzelfde klonk. Ik keer om en ren terug (het is hem nog niet gelukt om de weg op te rijden), en tik op het ruitje dat direct neerzakt: “U woont zeker in West-Friesland?”, vraag ik brutaal en druipend van het zweet. Dat wordt toegegeven...
Voor even zijn wij Westfriezen onder elkaar; Wadway kennen zij. Dat is niet ver van Hoogkarspel, hun woonplaats: “Kent u dat?” Ik vertel hen over cafĂ© De Paus, maar dat staat in het buurdorp Lutjebroek. Ach ja, natuurlijk! En voor het geval ik eens in de buurt ben: “Mij kunt u gemakkelijk vinden”, zegt zij, “ik werk bij de Marskramer!”
Opnieuw groeten wij elkaar en terwijl ik de Tempelstraat in ren vraag ik mij af waarom ik hen niet naar hun naam vroeg!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten