Twee dames wandelen mij tegemoet. Een van hen is uitgerust
met een malle paraplu waarvan de kleur mij doet denken aan commissiekaas, een kaassoort die
vroeger ook in Opmeer werd gemaakt, watermeloenrood en van het model edammer,
maar dubbel zo groot. Ik ben er jarenlang een groot liefhebber van geweest;
vanwege de smeuïgheid kon je er van die heerlijk dikke plakken af snijden, als
je moeder tenminste niet keek! Aurora
vervaardigde deze kaassoort, meen ik, uitsluitend voor de export. Ik heb altijd
aangenomen dat deze kaas – zoals iedereen in mijn omgeving noemde ik het ‘komiesekaas’
– zoiets was als komijnekaas.
Pas na vele
jaren hoorde ik hoe het eigenlijk zit met die vreemd gekleurde kaas. Dat
gebeurde bij De Wit in de Lange
Hezelstraat, een kaaswinkel waar iedere verstandige Nijmeegse haar kaas koopt. Wij
waren er om een stuk voor Jesse te kopen, hij woonde toen nog in Edinburgh. Aan
de winkelbediende vroeg ik naar ‘komiesekaas’. Nadat ik uiteenzette wat ik bedoelde, moest hij nee verkopen en zij hij dat het om commissiekaas moet
gaan, een kaassoort die tegenwoordig nog veel in Frankrijk wordt geproduceerd
en gegeten. De verkoper legde uit dat de kaas haar typische kleur kreeg om de
importbeperking van Frankrijk te omzeilen (later vond ik nog een andere,
waarschijnlijk onjuiste, verklaring voor de naam. Het was toevallig ontstaan. Per abuis werd eens, in een grijs verleden, te veel caroteen gebruikt waardoor de kaas in Nederland onverkoopbaar
bleek. Om de partij toch te verhandelen werden er commissionairs op gezet.)
Even terzijde:
de opgaande zon, de godin Aurora wiens naam ‘onze’ zuivelfabriek zo trots droeg,
werd voor Opmeer en de omliggende dorpen een ondergaande zon. De laatste edammertjes
verlieten de pakhuizen op 4 december 1993, een jaar na het overlijden van mijn
vader. Ik vraag mij af of pa van de opheffing heeft geweten en wat hij daarvan
zou hebben gevonden. Het bericht over de sluiting werd namelijk precies één
maand voor zijn dood bekend gemaakt.
Terwijl ik over
de Waalbandijk ren, nog een behoorlijk eindje van de verkeersbrug vandaan, hoor
ik iets vreemds aan het voortrazende verkeer op de Tacitusbrug. Dichterbij begrijp ik het: het nieuwe brugdek ligt
veel hoger dan die van de oude brug, zodat het lawaai van motoren en banden
over de geluidsschermen golft.
Nog even terug
naar de kaas: mijn vader werkte een belangrijk deel van zijn leven als
kaasmaker bij de zuivelfabriek in Opmeer. Als werknemer mocht hij in het
bedrijfswinkeltje kaas kopen ‘waar wat mee was’. Zoals een kaas waarin het
boorgat (door een keurmeester daarin gemaakt om rijping en smaak te
controleren) van binnenuit was gaan schimmelen, bijvoorbeeld vanwege de
tussenkomst van een schilder die de raamkozijnen in de opslagruimten van een
nieuw laagje verf voorzag en wiens oog ‘als bij toeval’ op zo’n onlangs aangeboorde
kaas was gevallen. Met zijn stopmes pulkte hij het staafje kaas er voorzichtig uit
en peuzelde er zoveel mogelijk van op om het overblijvende ronde stukje korst,
zorgvuldig als een puzzelstukje, terug te plaatsen en er ter camouflage een
beetje paraffine – in het pakhuis overal voorhanden – over de beschadigde plek te
smeren, de stouterd!
Eens meende ik zo’n
clandestien geïnspecteerde ‘komiesekaas’, tevreden door pa op de keukentafel
gedeponeerd, te herkennen, want die schilder, dat was ik!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten