vrijdag 3 mei 2013

Snippers

“Wat wordt het? Verdrinken of verbranden”, vraagt de oom van Wim, mijn oude zonnebloemvriend, zich hoofdschuddend af onderwijl hij de zolder van het huis van de klompenmaker, de vader van Wim, in ogenschouw neemt: die zolder is druk bevolkt door het klompenmakerechtpaar en hun zeven kinderen, het jongste zusje van Wim is tweeënhalf. Om weerstand te bieden aan de winterkou, het vriest stevig, steekt in het inspectieluikje van de schoorsteen een kachelpijp. De potkachel is loeiheet gestookt. Bij een klompenmakerij is aan brandstof nooit gebrek, Wim herinnert zich dat hij vele jutezakken met snippers hout hielp vullen voor het water kwam...
Nu ik over de dijk ren, met de Waal uitbundig in zicht, herbeleef ik ons gesprek van gistermorgen over De Watersnoodramp van 1926 in het land van Maas en Waal; komen vele gesprekken met Wim, over die ramp, als vanzelf bovendrijven. Om zich voor te bereiden op het hoge water heeft de klompenmaker zijn voorraad houtblokken vastgebonden. Veilig aan elkaar ligt de stapel naast het huis. Helaas rekende hij niet op de kracht van het water, zodat de hele stapel uiteindelijk zal worden meegesleurd, zoals het water ook doet met de vele kadavers van paarden en koeien.
Wim weet nog dat meerdere woningen door grote stukken hout, vaak halve boomstammen, zwaar beschadigd raakten. Ook het huis van zijn oom werd kapot gevaren en bleek nadien onbewoonbaar.
Twee grauwe ganzen, vader en moeder vermoed ik, dobberen op het grauwe water van De Loenensche Wel, hoeden hun vijf piepjonge pullen. Ik verplaats mij in de zevenjarige Wim in januari 1926: ik lig op mijn buik bij het trapgat en hoor Tonia, mijn jongste zusje, lispelen, en denk aan dat zwarte gat in de vloer, zie huiverend het water klotsen, donker en koud, vlak onder de houten zoldervloer, slechts enkele traptreden zijn nog droog. Ik steek mijn handen in het water: bah, ijskoud. Hoeveel dagen bivakkeren we al op zolder? Ik ben de tel kwijt en verveel mij stierlijk. Hé daar is het zuurkoolvat! De ronde vorm is in het donker nauwelijks te onderscheiden als het tegen een vloerbalk botst. Gelukkig is het vastgebonden aan de trap anders zou die zware ton allang het huis zijn uitgedreven. Hoe zou het zijn, in zo’n vat op het water te dobberen? Misschien wel helemaal tot aan de zee…
Wim weet niet wat zijn ouders dachten, hoe lang zijn ouders het op die kale zolder met zoveel kleine kinderen dachten vol te houden. Het zijn slechts snippers die hij zich er nog van herinnert: het water bleef stijgen en maakte het bivak op zolder onhoudbaar. Soldaten hielpen het gezin op een platte boot. Wim’ pa wees waar zij varen moesten om hagen en struiken te ontwijken. De hoge schoolzolder vormde een tussenstation. Van daaruit werden de bewoners van Leeuwen her en der geëvacueerd. De klompenmakerkinderen wilden echter niet van hun ouders gescheiden worden. Freule Verschueren hielp zodat het gezin samen werd ondergebracht. Waarschijnlijk in huize Insula Dei aan de Velperweg in Arnhem, een wezeninrichting, tegenwoordig verpleeghuis Insula Dei Huize Kholmann. De oom van Wim bleef er beroepsmatig hangen, hij kreeg het ketelhuis te onderhouden, zijn ouders schonken de freule uit dankbaarheid een gans in een rieten mand, hen bezorgd door Huisman die toen ook al een transportbedrijf in Beneden Leeuwen bestierde.
Terwijl ik weer naar huis ren herinner ik me dat wij, mijn broer Jan en ik, ons weleens gelukkig prezen dat ons huis niet gemakkelijk overstroomd kon raken omdat het op een klein stukje oud land tussen polders is gelegen. En in hoge nood zouden we onze toevlucht vinden in het Magdalenakerkje dat nog hoger ligt: “…desnoods trappen we de deur in!” Zo fantaseerden wij stoer, ook op die vroege ochtend van 1 februari 1953, tijdens onze tocht naar de kerk, zwaar onder de indruk nadat we via de distributieradio hoorden over de watersnoodramp die de Zeeuwen overkwam.
Ik vertrouw op onze dijken, vooral nu Willem-Alexander onze koning is!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten