Nu
ik over de dijk ren, met de Waal uitbundig in zicht, herbeleef ik ons gesprek van
gistermorgen over De Watersnoodramp van 1926 in het land van Maas en Waal;
komen vele gesprekken met Wim, over die ramp, als vanzelf bovendrijven. Om zich
voor te bereiden op het hoge water heeft de klompenmaker zijn voorraad
houtblokken vastgebonden. Veilig aan elkaar ligt de stapel naast het huis. Helaas
rekende hij niet op de kracht van het water, zodat de hele stapel uiteindelijk zal
worden meegesleurd, zoals het water ook doet met de vele kadavers van paarden
en koeien.
Wim weet nog dat meerdere woningen door grote stukken hout, vaak halve boomstammen, zwaar beschadigd raakten. Ook het huis van zijn oom werd kapot gevaren en bleek nadien onbewoonbaar.
Wim weet nog dat meerdere woningen door grote stukken hout, vaak halve boomstammen, zwaar beschadigd raakten. Ook het huis van zijn oom werd kapot gevaren en bleek nadien onbewoonbaar.
Twee
grauwe ganzen, vader en moeder vermoed ik, dobberen op het grauwe water van De Loenensche Wel, hoeden hun vijf piepjonge
pullen. Ik verplaats mij in de zevenjarige Wim in januari 1926: ik lig op mijn
buik bij het trapgat en hoor Tonia, mijn jongste zusje, lispelen, en denk aan
dat zwarte gat in de vloer, zie huiverend het water klotsen, donker en koud,
vlak onder de houten zoldervloer, slechts enkele traptreden zijn nog droog. Ik
steek mijn handen in het water: bah, ijskoud. Hoeveel dagen bivakkeren we al op
zolder? Ik ben de tel kwijt en verveel mij stierlijk. Hé daar is het zuurkoolvat!
De ronde vorm is in het donker nauwelijks te onderscheiden als het tegen een
vloerbalk botst. Gelukkig is het vastgebonden aan de trap anders zou die zware ton
allang het huis zijn uitgedreven. Hoe zou het zijn, in zo’n vat op het water te
dobberen? Misschien wel helemaal tot aan de zee…
Wim
weet niet wat zijn ouders dachten, hoe lang zijn ouders het op die kale zolder met
zoveel kleine kinderen dachten vol te houden. Het zijn slechts snippers die hij
zich er nog van herinnert: het water bleef stijgen en maakte het bivak op
zolder onhoudbaar. Soldaten hielpen het gezin op een platte boot. Wim’ pa wees
waar zij varen moesten om hagen en struiken te ontwijken. De hoge schoolzolder vormde
een tussenstation. Van daaruit werden de bewoners van Leeuwen her en der geëvacueerd.
De klompenmakerkinderen wilden echter niet van hun ouders gescheiden worden.
Freule Verschueren hielp zodat het gezin samen werd ondergebracht.
Waarschijnlijk in huize Insula Dei aan de Velperweg in Arnhem, een wezeninrichting, tegenwoordig verpleeghuis Insula Dei Huize Kholmann. De oom van Wim bleef er beroepsmatig
hangen, hij kreeg het ketelhuis te onderhouden, zijn ouders schonken de freule
uit dankbaarheid een gans in een rieten mand, hen bezorgd door Huisman die toen
ook al een transportbedrijf in Beneden Leeuwen bestierde.
Terwijl
ik weer naar huis ren herinner ik me dat wij, mijn broer Jan en ik, ons weleens
gelukkig prezen dat ons huis niet gemakkelijk overstroomd kon raken omdat het
op een klein stukje oud land tussen polders is gelegen. En in hoge nood zouden
we onze toevlucht vinden in het Magdalenakerkje dat nog hoger ligt: “…desnoods
trappen we de deur in!” Zo fantaseerden wij stoer, ook op die vroege ochtend van 1
februari 1953, tijdens onze tocht naar de kerk, zwaar onder de indruk nadat we via
de distributieradio hoorden over de watersnoodramp die de Zeeuwen overkwam. Ik vertrouw op onze dijken, vooral nu Willem-Alexander onze koning is!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten