dinsdag 22 augustus 2017

Boekenplank

Het probleem is geklaard zoals ieder raadsel uiteindelijk wordt opgelost, hoe dan ook. Het antwoord op de onderhavige kwestie – een drabbig ondergelopen warmhoudplaatje van het koffiezetapparaat – liet enige weken op zich wachten hoewel het zich al die tijd en steeds opnieuw vlak voor onze neuzen afspeelde. 
Terwijl ik afwisselend over de Kloosterstraat, Dwarshommelstraat en Hommelstraat wandel en ren gaan mijn gedachten weer terug naar het laatste bezoekje aan mijn oude vriend. Zijn voortschrijdende leeftijd ontneemt Wim steeds meer. Naast elkaar op de bank zittend, we hebben onze lege koffiekopjes weer terug op de schoteltjes gezet, zie ik hem worstelen om een antwoord te vinden. Het geregeld in onze gesprekken terugkerende driedelige kaststel bovenop de rozenhouten buffetkast kijkt onverschillig zwijgend op ons neer en de lidcactus terzijde, een cadeau bij zijn vijfennegentigste verjaardag, bijna drie jaar geleden, laat zijn leden rimpelend en neerslachtig hangen. Ook op de bank valt een stilte waardoor Wim weer onrustig wordt. Hij trekt zijn schouders op, heft zijn armen en drukt zijn handen tegen de zijkanten van zijn hoofd en verzucht ‘Ik weet het niet meer!’, als in antwoord op een vraag die ik hem nog niet stelde. Precies op dat moment zie ik de toekomst, zie ik het bijna voltooide leven van mijn vriend door zijn hoofdhuid schemeren en heb ik het gevoel dat ik weet wat de schrijver van De roekeloze buiteling, in ‘Lot Weeda’, een roman van Maarten ’t Hart, zag bij het zien van een foto van een vrouw die slechts drie dagen na de opname overleed: ‘Maar ze ziet eruit alsof ze op ieder moment de hoek om kan gaan, en alsof ze daar vrede mee heeft.’
Het lijkt erop dat Wim steeds meer vergeet. Nee, dat is het niet helemaal. Het is meer alsof er in zijn geheugen onvoldoende ruimte is voor nieuwe ervaringen zoals je op een overvolle boekenplank geen boek meer kwijt kunt; de boeken op de plank blijven beschikbaar maar die waarvoor geen plaats is raken spoedig verloren. Zo lijkt het ook met de geestelijke boekenplank van Wim gesteld. Wat tijdens reeds langer voorbije jaren is voorgevallen kan door hem nog worden herinnerd, spontaan of met moeite, maar verse kennis raakt zoek. Ik vraag mij af hoeveel informatie hem beklijft. Via een omweggetje kom ik erachter dat hij nog maar weinig herkent van hetgeen ik hem tijdens ons eerste kopje koffie vertelde, terwijl dat nieuwtje zelf hem bijzonder leek te interesseren! Ook ontdek ik dat hij niet kan zeggen in welke maand we leven zonder zijn tafelagenda te inspecteren.
Het raakt me, Wim’ twijfel en onmacht om bij te willen dragen aan onze samenspraak. Ik neem even zijn handen in die van mij en verbaas mij over de warmte en de zachtheid daarvan. Hij fleurt weer helemaal op als ik hem voorstel onze kopjes nog een keer te vullen. Bij het inschenken blijkt het warmhoudplaatje opnieuw te zijn overgelopen. We definiĆ«ren de troebele nattigheid als koffie, inspectie van het waterreservoir levert dan ook niets op maar als ik de lege glazen koffiekan in het binnenstromende daglicht bij het raam bekijk zie ik rondom een haar-dunne lijn zigzaggen. De barst komt in de bodem samen in een ster. ‘Ziedaar de boosdoener, Wim!’
Vandaar dat tweede koffiezetapparaat dat al enkele weken klaarstaat. Niet nieuw weliswaar, maar wel geschikt voor twee personen. Met enige spijt trek ik de stekker van het kapotte toestel uit het stopcontact, alsof we daarmee definitief een fase afsluiten; ieder kopje koffie dat we samen dronken werd immers met dit apparaat gezet. 
Het is een groot geluk dat mijn oude vriend ondanks hem ontvallende vaardigheden zijn dagelijkse weg zelfredzaam vindt, weliswaar met dank aan de onveranderlijkheid van zijn appartement en interieur en ingesleten patronen en gewoonten. Zijn agenda herinnert hem aan noodzakelijke afwijkingen in de dagelijkse gang van zaken. Als afsluiting van dit bezoek noteer ik daarin mijn volgende bezoekje.



1 opmerking: