Het oude huis van
Marie staat er nog als een afgeworpen huid, inclusief jaloezieën en plantjes
voor de ramen, terwijl het voortuintje steeds weelderiger uitstraling krijgt
waarbij kaardenbollen blikvanger zijn. In huis zullen de spinnen inmiddels de regie
van de oorspronkelijke bewoonster wel hebben overgenomen, bedenk ik als we langswandelen.
Tien kilometers moeten het worden, onze wandeling bedoel ik.
Spinnen! Uit Quest
Junior, deze maand bij de normale uitgave, leerde ik dat spinnen als collectief jaarlijks meer
dan vierhonderd miljard kilo aan insecten oppeuzelen, zo hebben biologen
uitgerekend (onduidelijk is of het hier om wetenschappelijk verantwoorde
berekeningen gaat). Als spinnen liever mensenvlees zouden consumeren, dan moeten
ze met z’n allen op dieet of een aantal van hen de hongerdood sterven, want wij
wegen samen vijftig miljard kilo lichter dan de noodzakelijke hoeveelheid
voedsel voor slechts één jaar. En als ze ons allemaal hebben opgepeuzeld is het
ook met hen gedaan. Gelukkig voor hen en voor ons eten ze bijna uitsluitend insecten
en daar zijn er meer dan genoeg van (alleen al de mieren overtreffen als
biomassa ruimschoots die van de mensheid.) Bovendien, spinnen zijn bang voor
mensen. Nu is angst voor mensen geen garantie voor onze veiligheid want terwijl
de meeste ontmoetingen slecht aflopen voor de spin, loopt een treffen met een
spin soms niet goed af voor een van ons af. Wel weer prettig om te weten: dat
gebeurde altijd aan de andere kant van onze aardbol en was meestal onbedoeld.
Wij eten liever
koeien, paarden en varkens dan spinnen, met uitzondering van een aantal van
onze tropische soortgenoten die graag vogelspinnen snacken. Angst speelt
daarbij geen rol: ik ken genoeg mensen die bang zijn voor boerderijdieren, evengoed
zetten zij daar gretig hun tanden in. En ook al weten we best dat spinnen
ontmoetingen met mensen uit de weg gaan, ken ik mensen die voor een spin een
ommetje maken. Persoonlijk sta ik niet meer zo onbevangen tegenover spinnen
sinds ik een keer door een van hen gebeten ben. Eerlijkheidshalve moet ik
daarbij vermelden dat ik het beestje, een vette kruisspin, bij die gelegenheid
in mijn vuist had gesloten.
... zij blijft mijn spookje ... |
Spinnen zijn bang
voor mensen. Toen ik laatst een spin ontmoette kon ik dat feit echter niet staven.
Hoewel het spinnetje in kwestie bijna opging in een blauwe knoopkruidbloem, zag
ik haar (of hem) vanwege haar opvallende uiterlijk. Zij zag mij bijna op
hetzelfde moment, evengoed zocht zij geen goed heenkomen zoals een bang
spinnetje doen zou. Nee, integendeel, zij rechtte onmiddellijk haar lijf, een gebaar
dat ik interpreteerde als dreigen. Het deed mij denken aan mijn jongste
ervaring met een kolonie vliegende mieren in ons vakantie appartement. Daar
waren ook ongevleugelde onder, misschien werksters of soldaten. Zij waren veel
kleiner en niet zwart, maar bijna doorzichtig. Evengoed kon ik duidelijk zien
dat zij hun kop met geopende scharen dreigend opstaken als mijn vingers te
dichtbij kwamen. Als ik mijn vingers een beetje terugtrok ontspanden zij zich weer.
Dit spinnetje liet soortgelijk
gedrag zien en niet alleen in reactie op mijn vingers, maar ook naar mijn cameralens!
Ik veronderstel dat het was vanwege haar uiterlijk. Alsof zij geleerd had niet
bang voor menselijke wezens te hoeven zijn omdat die toch wel voor haar op de
loop gaan. Mensen gillen immers als zij een spook zien, laat staan een
spin die eruitziet als een spook!
Toch bleek het geen
spookspin te zijn. Helaas. Via internet leerde ik dat het om een lid van de
krabspinnenfamilie gaat die kameleonspin wordt genoemd en inderdaad, haar poten
doen sterk denken aan de poten van een krab, maar of dit kameleonspinnetje ook van
kleur kan veranderen, weet ik niet. Voor mij verandert er niets, zij blijft
mijn spookje en evengoed hebben Riky en ik genoten van een stevige, tien
kilometer lange wandeling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten