Jan wilde weten of ik
het hardlopen weer heb opgepakt, maar wat hij eigenlijk wilde horen is hoe het
met mij gaat. Nou, hardlopen zit er nog even niet in, maar stevig wandelen gaat
met iedere dag die verstrijkt beter (vandaag, 9 juli, vijftien kilometer met
Riky). Nog kauwend op die begraven herinnering zei ik plompverloren: ‘Weet je,
Jan, dat het jouw schuld is dat ik mijn handschrift verloor!’ Natuurlijk moest
ik dat toelichten.
Het begon ermee dat ik mijn manier van schrijven, in vergelijking met dat van hem, kinderachtig vond. Zo mooi en braaf schools vanwege eindeloos oefenen op de lagere school in schriften die bedrukt waren met dunne lichtblauwe hulplijntjes ter begrenzing van letterstokken, onderkastschrift en hoofdletters. Letter voor letter met potlood de voorgetekende beweging maken, eindeloos. Daarna de letters aan elkaar haken om het ultieme doel te bereiken: Schrijven met een kroontjespen (nu ik dit opschrijf hoor ik weer het geluid waarmee dat koperen pennetje langs de glaswand van het inktpotje schraapte).
Het begon ermee dat ik mijn manier van schrijven, in vergelijking met dat van hem, kinderachtig vond. Zo mooi en braaf schools vanwege eindeloos oefenen op de lagere school in schriften die bedrukt waren met dunne lichtblauwe hulplijntjes ter begrenzing van letterstokken, onderkastschrift en hoofdletters. Letter voor letter met potlood de voorgetekende beweging maken, eindeloos. Daarna de letters aan elkaar haken om het ultieme doel te bereiken: Schrijven met een kroontjespen (nu ik dit opschrijf hoor ik weer het geluid waarmee dat koperen pennetje langs de glaswand van het inktpotje schraapte).
Ik weet niet meer waarom
ik iets aan dat schoolse handschrift wilde veranderen. Zoveel is zeker: Jan,
als mijn voorbeeld, en de komst van een balpoint in mijn leven, hielpen mee het
schrijven te bederven (pas vele jaren later kwam daar carpaletunnelsyndroom in
mijn schrijfhand bij). Mijn broer schreef de letters een voor een. Het
schrijven van Jan zag er sterker uit dan dat van mij. Dus vroeg ik hem mij te
laten zien hoe dat gaat. Ik zie ons nog aan de huiskamertafel zitten. Jan zit
tegenover mij. Ik hang over de tafel om zoveel mogelijk te kunnen zien. Ik herinner
me dat het eruit zag alsof zijn pen letterlijk alle kanten uit schoot, alsof
die, als het letterbolletje in een latere IBM-schrijfmachine, een eigen leven
leek te leiden terwijl letter na letter op het papier verscheen. Wonderlijk, vond ik.
Het lukte mij niet deze vaardigheid in m'n vingers te krijgen. Toen ging ik, in navolging
van hem, experimenteren: voorover laten hellen, achterover, hoekiger. Het werd
helemaal niks en mijn schrijfwijze werd er niet beter van. Aan de telefoon
vertelt Jan mij dat hij niet experimenteerde, dat hij op school oefende omdat afgebroken
schrift moderner werd geacht. Maar ook zijn handschrift is er niet beter op
geworden, vertelde hij.
Minstens twee van de
zestien die een slecht handschrift hebben, stel ik vast, terwijl onze moeder
toch een prachtig handschrift had. Bij haar waren de letters van alle woorden
met elkaar verbonden. Haar schrift was iets vooroverliggend, smal en met lange
stokken. Mannelijk eigenlijk. Moe schreef en las veel. Hoe zat dat eigenlijk met
pa, vraag ik mij af, ik herinner me niet dat ik hem ooit zag lezen of
schrijven. Jij? Volgens Jan was het handschrift van vader Jan nogal houterig en
hoekig. Als pa schreef perste hij het puntje van zijn tong tussen zijn lippen
uit. Dat beeld helpt me hem weer in de kaasfabriek te zien terwijl hij in een
opschrijfboekje aantekeningen maakt over door hem geconstateerde problemen.
Ach ja, onze ouders
mengden hun dna in ons, hun chromosomen en genen, dan moet ons handschrift ook
wel een vermenging zijn van dat van hen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten