vrijdag 14 april 2017

Kwak

Het is allemaal nogal grauw op deze Goede Vrijdag, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant. Terwijl ik langs de hoogstamkersenbomen jog, wier bloesem grotendeels in de berm en op het asfalt ligt, eist een chauffeur met zijn stinkende vrachtwagen de volle breedte van het wegdek zodat ik veiligheidshalve uitwijk naar de berm. Elske de Walle zong gisteravond over een beloftevolle nieuwe dag – ‘In Nije Dei’ van De Kast. Prachtig, maar het optimisme dat zij daarin liet doorklinken, daarvan is voor mij hier en nu weinig terug te vinden, hoewel de pijnstillers het heel goed doen.
Inderdaad, alles is grauw. Maar, met de stank van de vrachtwagen in mijn neus, weet ik nog niet dat dit een ‘Goed’ hardlooprondje gaat worden, ben ik me nog onbewust van het schoons dat mij binnen een paar kilometer te wachten staat!
Nietsvermoedend ren ik door de zachte modder op weg naar de dijkopgang. De bielsentrap kost enige moeite, daarna krijg ik de wind mee, langs het nieuwe woonhuis dat op de plaats van het ruïneuze boerderijtje van Marlies is gebouwd, het rennen gaat steeds gemakkelijker. Dan verschijnen vanachter een groepje populieren twee koeien. Ze staan even stil, kijken achterom, hun silhouet steekt prachtig af tegen de brede zilvergrijze stroom van de Waal. Meer koeien komen tevoorschijn. Drie, vier volwassen dieren worden gevolgd door drie kalveren twee lijken onlangs geboren, een is een jongeling van vorig jaar. Terwijl ik verder ren zie ik nog meer Rode Geuzen die kalm langs de veerstoep wandelen (nu het voet-fietsveer ‘H4 de Weerder’ nog winterrust geniet). Prachtig en rustgevend tegelijk! Maar mijn oog treft al weer een volgend cadeautje.
Net voorbij de Kloosterstraat, rond een plas die resteert van de laatste hoogwaterstand, staan meer dan twintig witte watervogels. Zilverreigers, meen ik. Bovenop de dijk geniet een man van ditzelfde tafereel. Zijn hond scharrelt ongeïnteresseerd rond zijn voeten, terwijl hij met zijn mobieltje naar een geschikte uitsnede zoekt. Een mooie gelegenheid om te overleggen: zijn dit nu grote- of kleine zilverreigers? Ik trek alvast mijn smartphone uit mijn zak en op het moment dat ik de man aanspreek zie ik dat het Ronald Tolman is.
Het is wel grappig dat Ronald’ gezin het eerste gezin in Beuningen was waarmee wij in aanraking kwamen. Dat was nog een paar jaar voordat wij hier kwamen wonen, meer dan drieëndertig jaar geleden. Onze kinderen bezochten de Montessorikleuterschool van juffrouw Bep in de Malvert. Jesse speelde soms in Beuningen en een enkele keer haalde ik hem daar op. En dan was er nog zo’n coïncidentie. Dat ontdekte ik later (toen Ronald een koninklijke onderscheiding mocht ontvangen): hun dochter en onze zoon studeerden ongeveer tegelijkertijd in Edinburgh, Marije Illustration & Design en Jesse Grafische vormgeving.
Volgens Ronald zijn het lepelaars. Meer dan twintig lepelaars! Aan deze kant van de plas staat een rijtje jonge populieren, getooid in dun, mintgroen lenteblad, als decorstukken rond een podium. Wij staan helaas achter de coulissen zodat onze blik op het ware toneel beperkt is. Voor een foto beslist geen ideale plaats. We verbazen ons over deze aparte verschijning. Ondertussen vertelt Ronald over andere bijzondere ontmoetingen hier langs de dijk en in, en rond zijn tuin. Zo memoreert hij een klein soort reiger met korte poten, zo buitengewoon dat vogelaars er subiet op af komen. Koereiger? Nee, maar de juiste naam schiet ons niet te binnen. Even later denk ik aan de Kwak, een van de kleinere reigersoorten die voornamelijk in het donker jaagt. Maar hij kan ook een ralreiger hebben gezien.
Ja, Ronald is een gelukkig mens. Dat moet wel als je hier midden in dit prachtige rivierenlandschap woont en werkt, en dan ook nog samen met dochter Marije, sprookjesachtige prentenboeken kan maken zoals ‘Het eiland’ en ‘De boomhut’, waarvan de Franse titel letterlijk betekent ‘Het boek dat gelukkig maakt!’
En ik? Ik ben weer helemaal terug in de sfeer van ‘In Nije Dei’.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten