Boven Waalbandijk en Uiterwaard zwermt een grote groep vogels. Aalscholvers,
gok ik. Als er sprake is van een vooropgezet vliegplan is het patroon daarvan zo
ingewikkeld dat ik het niet kan overzien, terwijl de afzonderlijke vogels zich
daar moeiteloos, sierlijk en in strenge stilte aan overgeven. De zwerm rekt
uit, krimpt in, verbreedt zich, stijgt op en daalt. Even zie ik het beeld van
de groep dolfijnen die een vissersboot in de Noordzee begeleidde, zoals het televisiejournaal
ons dat een aantal dagen geleden liet zien.
Ik ren plomp achter de vlucht aan en
word beschenen door de nog laagstaande zon achter mij, wier licht oudroze
weerkaatst tegen de verre pylonen van de Tacitusbrug.
De snelheid van de zwerm is vele malen hoger dan die van mij. De vogels
verwijderen zich steeds verder tot zwarte stipjes boven de verkeersbrug.
Op de hoogte van de nevengeul, Loenensche Wel, keert de zwerm
aalscholvers, toch nog plotseling, terug. Zilverreigers, vermoedelijk grote
zilverreigers waarvan ik er negen tel, en een paar blauwe familieleden die op
de drooggevallen oever geconcentreerd in het water staren, springen nerveus op als
de zwarte, slanke watervogels zich met veel kabaal in het donkere water storten.
In de korte tijd die gedurende de landing passeert, ziet het water er uit alsof
een dichte school vissen in alle hevigheid een schuimlaag op het water tovert. Het
duurt een poosje voordat de rust is teruggekeerd.
Onderwijl ik verder ren denk ik weer aan
de IJslandse toeschouwers die de spelers van hun voetbalteam uitbundig toejuichen
na hun gedroomde overwinning. De Oranjeselectie daarentegen druipt geslagen af
richting kleedkamers, evenals hun vrolijk uitgedoste supporters.
Als ik de bondscoach van het Nederlands
Elftal was, zou ik verlangen naar een eenvoudiger baantje. Bijvoorbeeld een groep
aalscholvers coachen bij hun zoektocht naar paling in het IJsselmeer (mits deze
vissers niet ten minste zo eigenzinnig zijn als sommige van mijn sterspelers
volgens een aantal commentatoren.) Minimaal zou ik een aantal dagen wegkruipen,
ergens op deze wereld in een behaaglijk hoekje, een plaats dat aan niemand
bekend is dan uitsluitend aan mijzelf. Als ik Guus was, zou ik alles waarmee ik
met de buitenwereld kan communiceren, afsluiten. Geen radio, televisie, kranten.
Geen praatje met de buren.
Niemand kan mij bereiken voor een
persoonlijk vraaggesprek. Ik hoor niet de meningen van deskundigen en
zogenaamde kenners. Commentaren in kranten gaan aan mij voorbij, ik houd mij
doof voor Louis en zelfs de evaluatiesessies van de selectie vinden buiten mij
om plaats.
O ja, er is wel één ding. Voordat ik
van IJsland vertrek, zou ik bij Grótta, het kleine schiereilandje bij Reykjavik,
flessenpost in de oceaan werpen. Die doet er lekker lang over voordat mijn verklaring Nederland bereikt.
Gelukkig ben ik Guus niet, Guus staat
voor zijn team!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten