De
spreeuwen die afgelopen dinsdag nog zoveel praatjes hadden laten zich niet
horen. Bij het fruitbedrijf van de familie Engelen aan de Waalbandijk is de
stilte te voelen. Geen levende ziel laat zich horen of zien. De roest die in het
rijtje hoge bomen, dat luwte biedt aan huis en gaard, zorgeloos kwetterde,
daarbij gekoesterd door de opkomende zon, koos een uitmuntend plaatsje: de fruitbomen
die het dichtst langs de dijk staan, hangen namelijk vol rijpe appels.
Misschien blijven die wel hangen, vindt de tuinder het niet de moeite waard om
ze te oogsten nu Rusland zijn grenzen voor fruit uit Nederland sloot. Misschien
kunnen de spreeuwen hier eerdaags hun buikjes rond eten.
Appeltjes voor de dorst. Ik bedoel dit
niet cynisch, het gezegde borrelt automatisch omhoog.
Ik ren verder, een beetje teleurgesteld
vanwege de afwezigheid van de gezelligste vogels die ik ken, en pieker over de
invloed van de politiek op alles en iedereen, als een kleine bestelauto van GLS (General
Logistics Systems) mij voorzichtig voorbij rijdt. De chauffeur steekt zijn
hand groetend omhoog. Even later zie ik het wagentje verdwijnen via de steile Brugstraat
naar Ewijk. Een pakjesbezorger. Nog even en dan is dit ook weer een beeld dat tot
het verleden behoort. Niet deze ene koeriersdienst, maar het vervoeren en bezorgen
van pakjes met behulp van bemenste voertuigen, bedoel ik.
Is
het niet de politiek, dan is het wel de techniek die deze plezierige taak van
de huidige pakjesbezorgers gaat verdringen. Plezierig want zij maken meestentijds
een ander blij. Over een poosje landt een niet bemenst vliegtuigje op ons
terras om bijvoorbeeld dat spannende boek dat ik bij Bol.com bestelde, bij mij af te geven. Pas zag ik in een filmpje de
bezorgdienst DHL Express een pakket
met medicijnen, met behulp van een drone op Juist, het Oost-Friese Waddeneiland,
afleveren. Het ging hier nog om een proefvlucht, en om situaties waarin
medische nood en nauwelijks bereikbare plaatsen een doorslaggevende rol spelen.
Maar toch, het kan! En waar een schaap over de dam is, volgen er gewoonlijk meer.
Er is ook al een mooi Nederlands woord voor dat futuristische apparaat bedacht:
de pakketcopter.
Het is niet de eerste keer dat de
romantiek van het bezorgen een flinke knauw krijgt.
Mijn vader nam (op 16 januari 1934)
acht maanden voor zijn huwelijk met mijn moeder, een vervoersbedrijf over. Dat bezorgen
deed men toentertijd met paard en wagen. Hij reed op verschillende routes en
wisselde pakketten, bestemd voor dorpen en steden die hij niet aandeed, met
andere vrachtrijders. In die jaren was reizen ingewikkeld en tijdrovend. Daarom
vormde zijn bedrijf tegelijkertijd een soort van boodschappendienst. Klanten
zetten een kaart achter het raam als men iets nodig had. Hij kocht het gewenste
goed in de stad, bezorgde het op de terugweg en rekende direct af: boter bij de
vis.
Het ongekunstelde van deze vorm van
dienstverlening ging kort na de Tweede Wereldoorlog verloren. Vrachtrijders
gingen over op gemotoriseerd vervoer. De wagens verstoften in de wagenboeten, de
paarden suften werkloos in de kettenboeten of werden met pensioen gezonden. Zo ook Betsie, de
Bels van pa, hoewel mijn vader niet overschakelde. Hij verkocht zijn goodwill
en ging in de kaasmakerij bij Aurora werken.
Mijn vader nam zijn klanten altijd
serieus. Zo ontstond een bijnaam die nog een aantal jaren is blijven hangen.
Een van zijn klanten vroeg of hij in Hoorn een ladder voor hem wilde kopen, een
zogenoemde aardbeienladder. Natuurlijk wilde pa dat. De klant is immers koning.
Het gevolg laat zich raden.
Tijdens mijn kinderjaren wilde geregeld
iemand weten van welke Dekker ik er een was. Nadat ik zei dat ik in Wadway
woonde, kreeg ik vaak, in onvervalst Westfries te horen: “Oh, je benne d’r ien
van ’t eerebaaieladdertje!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten