dinsdag 20 mei 2014

Strijd

Het nieuw te bouwen ‘Roelofshuis’ beschikt over een fundering; de Hommelstraat zal nooit meer zijn zoals het was. Terwijl ik in de richting van de dijkopgang, langs de bouwplaats ren realiseer ik mij dat het oude huis er voor mij altijd zal zijn. Het hoort bij dit stukje van de straat, die niet meer hetzelfde is. Dat is goed. Het leven, de tijd, staat niet stil bij het verdwijnen van wat was.
         Verdwijnen. Nu ik aan verdwijnen denk zie ik ons weer zitten op het bankje aan de zeekust in Edinburgh. Vorige week vrijdag. Het is opkomend tij. Wij zitten in de warmte van de lentezon. We hebben nog een klein uur voordat we worden opgehaald voor het ritje naar het vliegveld. Langzaam maar zeker wordt de zandplaat, samen met een grillige rand van keien en rotsen het enige stukje dat hier nog van het strand resteert, kleiner. Rij na rij rollen trage, langgerekte golfjes iets verder en hoger de plaat op. Voor onze ogen wordt een eeuwigdurende strijd gevoerd tussen zee en land. Rondom aan de zandplaat knabbelend lijkt het water aan de winnende hand echter, over een aantal uren moet de zee opnieuw land prijsgeven. Zo gewonnen zo geronnen! Wie de slag uiteindelijk wint blijft ongewis, hoewel ik er van uit ga dat de mens zal ingrijpen als er een overduidelijke winnaar blijkt te zijn.
         Ik kies een vast punt op de horizon en zie de waterlijn verschuiven. Langzaam maar zeker verdwijnt het zand. Even is er opwinding. Kortstondig maar toch! Een hondje is verder afgedwaald dan verstandig lijkt. De zee heeft het kleine dier omsloten. Baasje of bazinnetje is niet in zicht. Hij moet zwemmen voor zijn leven. Ik herinner mij dat ik (ook) te ver de zee in zwom. Dat is nog maar enkele jaren geleden.
         Naar mij werd wel omgezien. Vaag geschreeuw, zwaaiende armen en het plotseling opduiken van een strandwacht-auto aan de waterlijn, deden het kwartje vallen. Terwijl ik naar de worsteling van het hondje kijk voel ik weer de zee die toen tijdens mijn zwemtocht naar de veilige branding aan mij trok, dus moedig ik het beest in stilte aan. Zijn kopje steekt ploeterend boven het donkere water. Dan krijgt hij grond onder zijn pootjes en kan door voortdurend op te springen, als een reebok dwars door dicht gewas, meters maken naar de kust. Opnieuw verdwijnt de vaste grond. De drenkeling plonst verder, op z’n hondjes. Toch nog onverwacht verdwijnt hij uit ons blikveld.
         In de wetenschap dat het hondje de kust veilig terug zal vinden geven wij ons aan onze oorspronkelijke bezigheden over. Meeuwen – zij hebben de strijd van het dappere huisdier volledig genegeerd – die op de scheiding van land en water stonden, wippen op en landen een paar meter verder op het nog droge zand. Ook zij turen naar de bewegende waterlijn en geven commentaar op wat zich aan de scheiding van water en land afspeelt, net zoals wij. Zij herhalen hun terugtrekkende beweging, keer op keer (misschien spoelt het water lekkere hapjes voor hen los.) Wij doen niet met hen mee. Wij blijven ontspannen in de comfortabele bank zitten en turen naar het spel van water en zand, zien onderwijl in de verte een zeeschip uitvaren. Ook dat vordert langzaam maar gestaag. De steven verdwijnt achter het ontoegankelijk eilandje Inchmickery, en komt na enige minuten weer tevoorschijn. Ik vraag mij af wat de bestemming is, wat het vervoert en hoe de bemanning zich in moet spannen om tegen het binnenstromende zeewater in vaart te blijven maken.
         Wij blijven zitten, tot het zand geheel verdwenen is, zo neem ik mij voor en inspecteer voor de zekerheid de tijd. Dan is het zover. De zandplaat verdwijnt onder een laagje water. De meeuwen vliegen op om elders vertier te zoeken.
         En zo doen wij.
        


Geen opmerkingen:

Een reactie posten