vrijdag 15 maart 2013

Hoedjes

Een wilde eend, een woerd nog niet in prachtkleed, dobbert in de sloot bij het land van Thé aan de Hommelstraat. Terwijl ik langs ren reikt het dier zo diep dat slechts zijn achterlijf tot aan de flanken boven water blijft.
Ter plaatse drijft een laag bruingekleurde drab op het water. Vermoedelijk resten van waterplanten en rottend boomblad. Op die plaats zou ik niet gaan zwemmen! Hoe behouden eenden hun mooie kleuren? In zulk smerig water, zonder ooit te douchen. Hun verenpakje blijft mooi schoon. Wat een gedoe hebben wij met ons velletje!
De natte sneeuw petst op mijn brillenglazen nu ik richting Waalbandijk ren. Ik denk aan een foto van een wel heel bijzondere kip. Als dat beest bij die eend terecht zou komen, zal zij veel poetswerk moeten verrichten.
Ik weet niet meer precies hoe ik aan de foto kom en ben de beschrijving ervan kwijt. Ik noem haar voor het gemak Krulkip, en dan bedoel ik dus geen krielkip. De kleur van haar veren is oranjebruin als dat van uitgedroogde winterpenen. Een toevallige afwijking in een gen zorgde voor gekrulde veren. Die hoofdtooi! (Niek en Koen liggen in een deuk als ze dat plaatje zien.) Het softe hennetje zou zo de eerste prijs in een carnavalsoptocht winnen!
Bij de tegenwoordige stand van de gentechnologie zouden dames zo’n Krulkip-gen in kunnen laten bouwen, dan hoeven zij met de aanstaande kroning niet driftig op zoek naar bijzondere hoedjes!
Toen ik de foto van Krulkip voor de eerste maal zag dacht ik aan een boek dat ik in 1964 las. Ik weet dat nog zo goed omdat ik in Medemblik bij een collega in de kost was. Lezen was het voornaamste dat ik toentertijd in mijn kleine kamertje doen kon, of naar het café om te biljarten. Maar dat terzijde.
Het verhaal “De schreeuw van de kasuaris”, speelt in de regenwouden van Nieuw-Guinea. Spannend! Het ijselijke schreeuwen van die loopvogel heeft te maken met het verdwijnen van wetenschappers. Maar hoe? Als ik over het schreeuwen van dat beest las, hoorde ik weer mijn zusje Wilma. Het gebeurde een aantal jaren eerder, toen zij nog Willie werd genoemd. Willie brak haar bovenbeen bij een spel op een boerenwagen. Hoewel ik niet ter plaatse was hoorde ik haar gillen! Het gekke is dat Wilma er nauwelijks tot geen herinnering aan heeft.
Op de terugweg, net voorbij de verkeersbrug, tref ik Wim P. Hij staat met zijn camera in de aanslag; kiest mij als voorgrond voor een Brugfoto! Hij zal ze doormailen. Ik ren extra snel op huis aan, nieuwsgierig naar het resultaat.
Terug naar 1964. Voor de keukenspiegel staan zij, mijn zusjes. Lange tijd. Met een kammetje fluks op en neer door een pluk strakgetrokken haren. Allengs ontstaat een hooiberg op hun hoofd. Naderhand, met engelengeduld – dat slechts kan worden opgebracht door meisjes-die-mooi-willen-gaan – worden de bovenste haren glad gekamd zodat een helm-vormig kapsel ontstaat: de helm van een kasuaris; de tooi van Krulkip!
Ik bekeek dat gedoe vaak vanaf de keukentafel. En soms, vlak voordat Afra of Ria of Corrie of .. met behulp van een spuitbus het resultaat vast ging leggen, riep ik paniekerig: ‘Wacht, daar steekt nog een pluk uit!’ Uiteindelijk moest er een tweede spiegel aan te pas komen en klonk het: ‘Het zit wél goed! Rotjong!’
Die kasuaris. Ik wist natuurlijk niet hoe zo’n dier er uit ziet. Internet en Google waren nog bijna een eeuw van mij verwijderd! Ik moest het doen met de beschrijving. Voor mij werd dat een overmaatse kip met veel te lange poten. Uitgedost met een helm dat uit vergroeide veren bestaat. Ik stelde mij een Huzarenhelm voor.
Maar nu ik Krulkip zag… Definitief: het getoupeerde kapsel van mijn zusjes! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten