vrijdag 16 maart 2018

Roestbruin

Alsof we op deze dag van de pannenkoek contact hebben, werkelijk oog in oog staan, zij in de uiterwaard tussen hoog opgeschoten maar volledig uitgedroogde grassen en klitten en kaardenbollen, terwijl ik, een paar honderd meter van haar verwijderd nog maar net op de Waalbandijk bovenaan de Kloosterstraat arriveerde. Evengoed raakt haar gestalte mij gedurende de tijd waarbinnen ik twee drie passen zet diep. Graag verbeeld ik mij dat zij mij evengoed herkent, dat zij oog heeft voor mij zoals ik voor haar en er sprake is van een zekere affectie die wederzijds is. Zodat, als wij beiden nog alleen op de wereld zouden zijn, ieder als enig overgebleven vertegenwoordiger van een onverenigbaar ras, we troost zouden zoeken bij elkaar en de rest van onze dagen in altaars nabijheid slijten.
Slecht een blik is voldoende om haar te herkennen. Er loopt op dit moment geen ander in de Beuningse uiterwaard rond met ‘benen’ als die van haar. Op 2 maart 2012 zag ik haar voor het eerst en tussen toen en nu nog slechts enkele keren, zij het nooit op deze manier. Ze was indertijd pasgeboren, drie tot vijf dagen oud schatte ik haar toen. Ze werd bewaakt door haar moeder en was in gezelschap van een neefje of nichtje waarover eveneens zorgvuldig werd gewaakt. Maar er was een groot karakterverschil tussen hen. Zij liet zich vrijmoedig door mij bewonderen met een air alsof zij wilde zeggen ‘hier ben ik, dit is mijn wereld’. Terwijl haar soortgenoot zich achter de rokken van moeder verborg, als moeder rokken had gedragen. Daarnaast had dit verlegen typetje hetzelfde egaal roestbruin gedekte uiterlijk als dat van moeder.
Ze ziet er goed uit. Nog steeds draagt zij met verve haar witte bles. Samen met de melkwitte achterpoten verraadt het haar genealogie: haar voorouders waren vertegenwoordigers van het oer Nederlandse Brandrode rund en de Franse Saler. Dit laatste ras, afkomstig uit het Frans Centraal Massief heeft haar krulletjes in haar ruige vacht bezorgt en haar bestendig gemaakt tegen gure weersomstandigheden en schraal voedsel. De basiskleur van haar vacht, een mengsel van rauwe sienna en gebrande omber kreeg zij van twee kanten mee maar het wit van haar poten en de eigenwijze bles zijn overgedragen door een Brandrode voorvader of moeder. Zij is sinds 2005 een vertegenwoordigster van de vijfde of zesde generatie Rode Geus, een nieuw type rund dat speciaal voor het begrazen van de uiterwaarden is ontwikkeld.
Ik weet niet of Free Nature, de organisatie die toezicht houdt op deze grazers, afgelopen winter heeft bijgevoerd, hoewel zij een natuurlijke begrazing en verwildering voorstaan (een aantal jaren geleden zag ik een wagen met balen hooi die in de uiterwaard werden afgeladen als bijvoer voor Konikpaarden en Rode Geuzen, hetgeen mij verbaasde. Als zij op het beleid van terughoudendheid zijn teruggekomen, zou ik daar uit respect voor deze dieren, ongeacht de strengheid van de winter, nooit tegen protesteren zoals zovelen deden waar het de grote grazers van de Oostvaardersplassen betrof.) Wel is goed te zien dat dit individuele en voor mij speciale dier de strenge vorst van twee weken geleden goed heeft doorstaan. Zo goed zelfs dat zij niet alleen door het leven gaat. Niet zo lang geleden heeft zij het leven geschonken aan een kalf dat nu trots aan haar zijde staat. Grappig vind ik wel dat zo op het eerste gezicht aan de vacht van haar kind wit geheel ontbreekt. Ook voor het komende weekeinde waarin de wind rechtstreeks kou vanuit de Russische Toendra aanvoert voorzie ik geen onoverkomelijk probleem voor haar en ook niet voor haar kind dat zij voldoende beschermen zal. 
We zullen het niet meemaken, deze Rode Geus en ik, dat we alleen overblijven. En dat is maar goed ook. Er zou immers nooit meer aanleiding voor bijvoorbeeld een Nationale dag van de Pannenkoek zijn.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten