vrijdag 2 februari 2018

Sterk water

Zelden dacht ik terug aan die akkerbouwer in de Zuidermeer. Dat is niet zo vreemd. Onze levens hebben zich slechts gedurende korte tijd gekruist en er gebeurden in die tijdspanne geen schokkende dingen, als ik de kip die maar niet gaar wilde worden buiten beschouwing laat. Ik kan me zelfs zijn naam niet meer herinneren. Deze week dook hij tot tweemaal toe op uit de hersenkronkels waarin herinneringen worden bewaard, nog steeds naamloos. En hoe ik ook mijn best heb gedaan, die achterhalen is me niet gelukt, zijn naam bedoel ik. Daarom noem ik hem gemakshalve Frans.
De eerste keer, afgelopen dinsdag, gebeurde het in een splitsecond. Joggend over de Kloosterstraat richting Waalbandijk zag ik, zwaar gehinderd door het licht van de opkomende zon, de vage gestalte van een man in de nog jonge aanplant van duizenden fruitboompjes. Op veel plaatsen schitterde water. Het slootwater stond zo hoog dat brede randen van de akker werden overstroomd. De eerste rijen van de aanplant stonden in het water, bederf lag op de loer. Mijn eerste gedachte was dat de man met een grondboor in de weer is teneinde het water sneller weg te laten zakken. Een dergelijk klusje deed ik ook met Frans ergens in die zomer.
Een jaar of twaalf was ik, dertien misschien, toen ik regelmatig naar de Grote Zomerdijk fietste. Daar had ik als het ware mijn krantenwijkje: voor een paar dubbeltjes per uur hielp ik op de akker. Wieden, schoffelen, aardappelen poten – ik keek ervan op dat Frans halve aardappelen gebruikte. “Groeien daar echt hele piepertjes aan?” Frans bulderde lachend “Nou en of!” – en rooien en augurken plukken, dat is het naarste werkje dat je kunt bedenken, vooral als je nog niet veel eelt in je handen hebt! Op een van die eindeloze vroege zomerdagen gingen we evengoed de akker op terwijl het al dagen aaneen had geregend en ik rekende op klusjes in de schuur. Het aardappelveld was al aangeaard, evengoed stond het loof al aardig hoog. Zeiknat! Onze laarzen zakten diep in de klei. Toen werd me duidelijk waarom we met schoppen waren uitgerust. Frans liet me zien hoe je een geultje groef van een extreem natte plek naar de sloot om te voorkomen dat de piepers wegrotten. Het was alsof ik aan het strand de gracht rond mijn zandkasteel voorzag van water uit de zee, maar dan andersom. Frans porde ondertussen met een ijzeren staaf gaten bij natte plekken die te ver van de sloot waren verwijderd.
Nee, het heeft geen zin om hier het overtollige water sneller naar de sloot of in de grond te laten stromen, daarvoor staat het grondwater langs de oude Kweldam veel te hoog, zag ik afgelopen dinsdag. Hij was niet alleen, verderop waren nog twee mannen aan het werk. Ik had wel naar de aard van hun werk willen vragen maar wist dat wij elkaar toch niet konden verstaan. Vorig jaar, toen deze akkers werden beplant, wilde ik weten wat zij in de grond staken. Appels, ja ook Nicoter of Kanzi (malus domestica), kwam ik met veel moeite via een van de Poolse arbeiders te weten. Vandaag ren ik opnieuw over het stukje Kloosterstraat. Ja, ik geef toe dat ik nieuwsgierig ben. Al snel blijkt dat de bestelbus ontbreekt. Helaas, vandaag geen Poolse arbeiders. Het water staat wel lager en de akker is minder nat. 
De tweede keer, gisteren, met mijn neus in de krant, hoorde ik Frans onder mijn schedel verklaren waarom grondwater houtrot voorkomt terwijl we met weidepaaltjes in de weer waren. Frans kwam bij mij binnen vanwege de zevenhonderd jaar oude boot die in de Maasuiterwaard bij Moordhuizen werd gevonden. In de Gelderlander las ik dat de boot op sterk water wordt gezet zodat hij over een half jaar kan worden tentoongesteld en eeuwig bewaard. Prachtig!
Toegegeven, mijn eeuwigheid is beperkt. Daar staat tegenover dat mijn herinneringen in takt blijven, ook zonder conserveringsvloeistof.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten