De eerste keer,
afgelopen dinsdag, gebeurde het in een splitsecond. Joggend over de Kloosterstraat
richting Waalbandijk zag ik, zwaar gehinderd door het licht van de opkomende
zon, de vage gestalte van een man in de nog jonge aanplant van duizenden
fruitboompjes. Op veel plaatsen schitterde water. Het slootwater stond zo hoog
dat brede randen van de akker werden overstroomd. De eerste rijen van de
aanplant stonden in het water, bederf lag op de loer. Mijn eerste gedachte was dat de man met een grondboor in de weer is teneinde het water sneller weg te
laten zakken. Een dergelijk klusje deed ik ook met Frans ergens in die zomer.
Een jaar of twaalf was ik,
dertien misschien, toen ik regelmatig naar de Grote Zomerdijk fietste. Daar
had ik als het ware mijn krantenwijkje: voor een paar dubbeltjes per uur hielp
ik op de akker. Wieden, schoffelen, aardappelen poten – ik keek ervan op dat
Frans halve aardappelen gebruikte. “Groeien daar echt hele piepertjes aan?”
Frans bulderde lachend “Nou en of!” – en rooien en augurken plukken, dat is het
naarste werkje dat je kunt bedenken, vooral als je nog niet veel eelt in je
handen hebt! Op een van die eindeloze vroege zomerdagen gingen we evengoed de
akker op terwijl het al dagen aaneen had geregend en ik rekende op klusjes in
de schuur. Het aardappelveld was al aangeaard, evengoed stond het loof al aardig hoog.
Zeiknat! Onze laarzen zakten diep in de klei. Toen werd me duidelijk waarom we
met schoppen waren uitgerust. Frans liet me zien hoe je een geultje groef van
een extreem natte plek naar de sloot om te voorkomen dat de piepers wegrotten.
Het was alsof ik aan het strand de gracht rond mijn zandkasteel voorzag van
water uit de zee, maar dan andersom. Frans porde ondertussen met een ijzeren
staaf gaten bij natte plekken die te ver van de sloot waren verwijderd.
Nee, het heeft geen
zin om hier het overtollige water sneller naar de sloot of in de grond te laten
stromen, daarvoor staat het grondwater langs de oude Kweldam veel te hoog, zag
ik afgelopen dinsdag. Hij was niet alleen, verderop waren nog twee mannen aan
het werk. Ik had wel naar de aard van hun werk willen vragen maar wist dat wij
elkaar toch niet konden verstaan. Vorig jaar, toen deze akkers werden beplant, wilde
ik weten wat zij in de grond staken. Appels, ja ook Nicoter of Kanzi (malus domestica), kwam ik met veel
moeite via een van de Poolse arbeiders te weten. Vandaag ren ik opnieuw over
het stukje Kloosterstraat. Ja, ik geef toe dat ik nieuwsgierig ben. Al snel blijkt
dat de bestelbus ontbreekt. Helaas, vandaag geen Poolse arbeiders. Het water
staat wel lager en de akker is minder nat.
De tweede keer, gisteren,
met mijn neus in de krant, hoorde ik Frans onder mijn schedel verklaren waarom grondwater houtrot
voorkomt terwijl we met weidepaaltjes in de weer waren. Frans kwam bij mij binnen
vanwege de zevenhonderd jaar oude boot die in de Maasuiterwaard bij Moordhuizen
werd gevonden. In de Gelderlander las ik dat de boot op sterk water wordt gezet
zodat hij over een half jaar kan worden tentoongesteld en eeuwig bewaard. Prachtig!
Toegegeven, mijn
eeuwigheid is beperkt. Daar staat tegenover dat mijn herinneringen in takt
blijven, ook zonder conserveringsvloeistof.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten