Op de Waalbandijk, ter
hoogte van hectometerpaaltje 110, nog ongeveer tweehonderd meter voor mijn
gedachte keerpunt, realiseer ik mij dat de hinder in mijn rechterbovenbeen
bijna tot nul is gereduceerd. Hardlopen deed ik tot dit punt op de automatische
piloot terwijl ik ondertussen de gedachten-film terugkeek waarin het
pinksterweekeinde een centrale rol speelde.
Pinksterzaterdag een huwelijk in Mol (België) en op
eerste pinksterdag de doop in Haarlem. Twee gebeurtenissen, die mede bijzonder
werden door de inbreng van de pastoor en de diaken. Om het maar chronologisch af
te werken: in de Sint-Pieter en Pauwelkerk in Mol sprak de pastoor, Michel
Brasseur, het kersverse bruidspaar hartelijk toe. Een zinnetje raakte mij
bijzonder.
De toespraak van de pastoor kan ik uiteraard niet woordelijk weergeven, ik heb zijn woorden niet stenografisch
vastgelegd noch er een bandopname van gemaakt. Het kwam hierop neer: God houdt
van alle mensen. Het maakt hem niet uit hoe ze zijn of wat ze doen. Zijn liefde
is onvoorwaardelijk. Altijd en door alle eeuwen heen. Zo is het ook met de
liefde gesteld. Je wordt verliefd omdat je de ander ziet door de ogen van God. Daardoor
zie je die persoon zoals hij of zij is. Zonder vooroordelen. Liefde is dan ook een
godservaring.
Ik voelde dat de bewering van pastoor
Brasseur helemaal klopt.
Op het moment dat Michel zo sprak keek
ik Riky aan en zag bevestigd wat ik voelde: wij hebben die ervaring. In de loop
van de eerste minuut van ons samenzijn, daar op dat parkeerplaatsje boven het
dal van de Inn (Oostenrijk), wist ik, maar durfde het nauwelijks te geloven, met
dit meisje deel ik de rest van mijn leven. Nu weet ik hoe dat kon: ik zag Riky
door de ogen van God!
Daarmee ben je er natuurlijk nog niet,
want God leent je niet eeuwig zijn ogen. In de loop van je samenzijn ontstaan
er hobbels. Daarvoor stelde Michel Brasseur het bruidspaar overigens een eenvoudig
maar mooi hulpmiddeltje ter beschikking in de vorm van een huwelijkskaars. Maar
dat is een ander verhaal.
Toen kwam pinksterzondag met weer een
gebeurtenis waarnaar we hadden uitgezien: de doop van onze kleinzoon, Samuel.
Die vond plaats in de Sint Bavokathedraal in Haarlem. Het werd een intieme plechtigheid.
Diaken, Erik Fennis, vertelde ons over de restauratie van de kathedraal als om
een beetje eigen met ons te worden, voordat hij overging tot de doop. Precies zoals
pastoor Brasseur vertelde ook hij over God. In mijn eigen woorden: God mogen we
zien als een persoon, als God de vader, omdat het veel te moeilijk voor ons is
om ons een beeld van zoiets groots te vormen. God is alles en in alles. Hij is
het licht, het water en de wind, maar ook de sterrenstelsels (ik belande in
mijn opstandige jeugd. In een discussie met mijn broer over het geloof, stelde
ik dat geloven in God voor mij gelijkstond als geloven in de natuur.)
Erik vertelde terloops dat de kerk de
wetenschap niet kan ontkennen, niet wil ontkennen. De oerknal en het verhaal
over God, ergens komen zij samen maar blijft eeuwig de vraag: wat is God?
Samuel kreeg een extra naam bij zijn doop,
Jokübus. Hiermee is zijn afkomst, zijn roots, zijn Nederland en Litouwen,
samengesmeed in zijn naam.
Pinksteren leverde ons gisteren, tijdens
de ruim vijfentwintig kilometer lange wandeling rond Horssen, voldoende gespreksstof
op.
Tijdens de eerste paar honderd meter van
dit rondje dacht ik nog, het wordt niks vandaag. De pijn van de verstijving in
mijn rechterbovenbeen en bil was heftig. Nu, bij (het toch nog bereikte) hectometerpaaltje
112, keer ik terug in de wetenschap dat ik verder kan, maar dat, anders dan bij een huwelijk of een doop, het verstand
soms boven het gevoel moet gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten