Het kan niet missen, in alles doet deze man mij denken
aan het fazantenhaantje dat nog op mijn netvlies kleeft. Met een schrille roep vestigde
hij, het haantje bedoel ik, mijn aandacht op zich. Stevig met zijn poten in de
pas ingezaaide akker van Thé wachtte hij mijn reactie af. Stevig en trots, als het
symbool van de Franse natie. Zo lijkt ook de man: in alles oogt hij stevig.
Sommigen zouden hem stoer vinden. Joggend over de waalbandijk, richting Tacitusbrug, wandelt hij mij ferm tegemoet.
Op de hoogte van de Trompet, het
fruitbedrijf van de familie Engelen, passeren wij elkaar. Duchtig stappend
verschuilt hij zich achter een zonnebril. Uit niets blijkt dat hij mij heeft
opgemerkt, zelfs mijn groet negeert hij. Terwijl wij ons voorgoed van elkaar
verwijderen associeer ik hem met beveiligers, in plaats van het trotse
fazantenhaantje. Hij zou zomaar weggelopen kunnen zijn uit het legertje van veiligheidsagenten
die gaan waar mensen als Barack Obama gaan. Hij lijkt volledig verdwaald en niet
op zijn plaats in dit vredige rivierenlandschap van bloeiende dijken, ruig
begroeide uiterwaarden en de Waal, een landschap gevuld met runderen, paarden,
pony’s en schapen, vogels, ganzen, ploeterende schepen, enkele fietsers, wandelaars,
een enkele jogger en overzeilende wolken.
Op de terugweg valt mij pas de pracht van
dit dijktraject op nu het tafereel voor mij wordt uitgelicht door het, door hoge
bewolking gefilterde, zonlicht. Speciaal voor mij, zo lijkt het. In
vergelijking met een half uurtje geleden, toen ik nog op weg was naar mijn
keerpunt, is het alsof er in de tussentijd een toneelknecht wakker werd die
eindelijk bemerkte dat zijn volgspots niet juist stonden afgesteld. Nu dat
probleem is opgelost genieten honderdduizenden boterbloemen en ik van het zonlicht,
zacht en warm. Ieder afzonderlijk bloemetje lijkt zich fier op te richten om
mij met een glimlach op het gelaat te begroeten. Ik durf niet stil te staan om
deze uitbundigheid met mijn GSM vast te leggen. Wee mij, indien ik deze sfeer verstoren
zou! In plaats daarvan ren ik blijmoedig door en leg deze pracht vast in de grijze
kronkels van mijn hersenen: dit lange en brede lint vol feestelijk geel
gekleurde glimlachebekjes. Zij maken hun naam helemaal waar; boterbloem. Ik wil
ze niet alleen zien maar ook op mijn lippen proeven zodat ik traag hun naam spel, voor mij en
voor hen: bo-ter-bloem. Het klinkt en smaakt lekker vet.
Aan de andere zijde van de Waalbandijk
registreer ik ongewild drie pony’s die, anders dan ik, niet langs maar door een
veld doorspekt met scherpe boterbloemen, slenteren. Zoekend naar eetbare
grassen steken zij hun fluweelzachte neuzen links en rechts tussen de voor hen
heuphoge gele bloemen. Immers, zij weten als geen ander dat boterbloemen giftig
zijn.
Weer terug naar het bloeiende lint. Dat
wordt hier en daar onderbroken door het gestreken witte kantwerk van jong
fluitenkruit, het roze-heideblauw van traag wuivend duifkruid en af en toe een feeëriek
belichte wollige zeepbel van een uitgebloeide paardenbloem. Enkele meters voor
mij torent veldzuring hoog boven het geel. De vorm en het roestige roodbruin
van hun aren steekt opvallend af tegen de glanzende botergele bloemen en de witte
vlekken van het fluitenkruid. Ik zie hier de skyline van New York, die, nu het
One World Trade Center officieel geopend is, weer in oude glorie is hersteld.
Op de foto in de Gelderlander van deze
morgen, steekt die glanzende toren, als de zuring hier langs de Waalbandijk,
trots en blauw, weliswaar, boven de rest van de hoekige stadstorens uit.
Een beetje jaloezie voel ik wel. Zoals de pony’s
aan de overkant, zou ik tussen de boterbloemen willen dwalen, in plaats van
naar huis te rennen en mij over te geven aan de gekte van de dag. Als pleister
op de wonde pluk ik enkele stelen druifkruid en verlaat met dit blauwroze tuiltje
het vreedzame tableau, Freedom Tower van onze rivierdijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten