dinsdag 16 september 2014

Leep

(vrijdag 12 september)
Sinds ik weet dat wij, westerlingen in het algemeen en Nederlanders in het bijzonder, op veel te grote voet leven, komen sommige opgewekt klinkende nieuwsfeiten niet langer zonder pessimistische bijgedachten bij mij binnen. De afgelopen dagen kwamen er een aantal langs. Positieve nieuwsfeiten over de ontwikkelingen van onze economie bijvoorbeeld, vooruitlopend op de presentatie van de begroting op Prinsjesdag. En woensdag meldde de NOS dat de ozonlaag zich herstelt; voor het eerst sinds 2000 wordt het gat dat ieder najaar boven Antarctica verschijnt, niet groter. Zo, denk ik tegenwoordig bij dergelijke boodschappen, ‘ga maar rustig slapen’, zoals Hendrik Colijn radioluisteraars aan de vooravond van de Duitse bezetting adviseerde, de maatregelen om cfk’s terug te dringen zijn effectief.
         Politici verwachten dat het vertrouwen van kiezers, juist vanwege gunstige ontwikkelingen in onze economie, zal toenemen. Niet alleen in hen en hun politieke arbeid, maar ook in hun portemonnee: meer bestedingen en we komen er weer bovenop, dat is de onderliggende boodschap. Niemand lijkt echter te beseffen dat dergelijke aanbevelingen, en vooral de reactie daarop, voor de enige aarde die wij hebben negatief uitpakken.
         Natuurlijk, duurzaam produceren, hergebruiken van grondstoffen en meer groene energie, het zijn nuttige maatregelen. Maar op termijn onvoldoende.
         Ik meen te weten dat, als alle mensen leven zoals wij in Nederland doen, wij een planeet nodig hebben die drieënhalve maal groter is dan die waarop we wonen. Onze ecologische voetafdruk staat niet gelijk aan maat een, maar aan drieënhalf. Daar staat tegenover dat er ook volkeren zijn met een voetmaat die veertien keer kleiner is dan de onze. Zij zullen echter ook graag in welvaart willen leven, zoals wij. En waarom niet.
         Peinzend over onze te grote voeten, ecologisch gezien, valt mij plotseling een groepje eksters op. Midden op het asfalt van de Waalbandijk zitten zij bijeen. Zeven, tel ik er, en meerdere komen aanvliegen. Sommigen zitten stil, anderen hippen op en neer. Zij dringen opeen en kletsen opgewonden met elkaar. Waarover? Dat kan ik nog niet zien. Maar dat daar een lekker hapje ligt, dat is wel duidelijk. Onderhandelen, dat is wat zij doen. Zij hebben een economisch belang!
         “Als jij mij die achterbout gunt, dan leidt ik jou naar de bergplaats van enkele bijzonder lekkere eikels”, stelt een van de eksters stotterend aan de oorspronkelijke vinder van het lekkers voor. Slim als deze ekster is, vermeldt hij niet dat die eikels eigendom zijn van een Vlaamse gaai. Of is dat leep?
         Of de deal lukt, dat kom ik niet te weten. Op mijn nadering vliegen ze weg, met achterlating van hun handelswaar: het karkas van een kikker. Het ziet er in mijn ogen niet echt aantrekkelijk uit.
         Onze ecologische problemen zitten in ons economisch model waarbinnen omzet en bedrijfswinst uitgangspunten zijn. Dat model ruïneert onze aarde. Binnen afzienbare tijd zijn de grondstoffen op!
         Het kan anders. Jan Jonker, hoogleraar Duurzaam Ondernemen, pleit voor een economisch model op basis van een circulaire samenwerkingseconomie tussen burgers en bedrijven. Volgens Jonker worden huidige businessmodellen op z’n kop gezet door de komst van 3D-printers. Daarmee kan met elk denkbaar materiaal worden geprint, zoals zand, textiel, metalen maar ook groente en afval. Binnenkort, zo voorspelt hij, heb je bijna overal een soort van 3D-print-werkplaatsen waar je jouw versleten T-shirt samen met een ontwerp – bijvoorbeeld voor een nieuw overhemd – naartoe stuurt: reprinten maar!
         Op de terugweg zijn de eksters onvindbaar. Dat geldt ook voor het kikkerlijkje.
         Een schip vol kleurrijke containers vaart min of meer met mij op. Er zal nog heel veel water door deze rivier stromen voordat wij het roer omgooien. Maar ik wil dat wel graag beleven!
        
        


Geen opmerkingen:

Een reactie posten