vrijdag 16 november 2018

Spareribs

Het is er prachtig weer voor. Voor de wandeling vandaag, bedoel ik. Helder en fris en de zon schijnt uitbundig zodat ik even in verwarring verkeer omtrent de struik naast het ingangs-pad van poppentheater Tingeling aan de Tempelstraat. De blaadjes, waarmee de takken van deze uit de kluiten gewassen struik nog dicht zijn bezet, zijn door de herfst oranjerood gekleurd en filteren het zonlicht. Ieder afzonderlijk blad straalt alsof het vervuld is van een uitzinnige vreugde zodat het schijnt alsof de plant honderden bloedrode vruchten heeft voortgebracht in de vorm van ronde granaatkristallen. Dichterbij en vanuit een andere hoek zie ik dat het niets anders is dan schone schijn.
Er kleven nadelen aan wandelen langs steeds weer dezelfde route. De lengte van de wandeling blijft gelijk, rond vijf kilometer, het zijn steeds dezelfde huizen en bomen die ik passeer, dezelfde fruitboomgaarden, velden, afwisselend begroeid door maïs of granen, en schapenweitjes. Onze route, hoewel ik vandaag alleen op pad ben, valt voor een deel samen met de route waarlangs ik gewoon was te rennen. Nu hardlopen niet meer kan wandel ik, meestal samen met Riky, bijna dagelijks langs de bekende plaatsen, zodat ik bekend ben met iedere bijzondere steen, scheur, bult, bocht, enzovoorts. Evengoed verveelt het nooit doordat het met het wisselen van de seizoenen en weersomstandigheden steeds een andere uitstraling heeft. Bovendien gebeurt er altijd wel iets opmerkelijks. Neem bijvoorbeeld die struik bij Tingeling die ik nooit eerder zo schitterend getooid zag. Of dat bedrijfswagentje van een massagesalon dat hier langs de Waalbandijk geparkeerd staat. In het voorbijgaan lees ik de bedrijfsnaam – die ik bijna weer direct vergat – die is aangevuld met twee gestileerde handen zodat zij samen een logo vormen. Niet mooi, vind ik, maar wel doeltreffend verwijzend naar de corebusiness. Daarover denk ik na terwijl ik de Kloosterstraat af loop.
Op de Van Heemstraweg stoor ik me weer aan de plastic zak waaraan ik minstens vijf keer ben langs gewandeld. Achteloos weggegooid. Verworden tot zwerfvuil. Uitgereikt door een winkelbedrijf, rood met veel blauw maar in het voorbijgaan niet te identificeren. Even komt in mij op dat ik het stuk afval oppak om het thuis in een van de vuilcontainers te gooien, als adspirantdeelnemer aan de club die zich vrijwillige inzet om de straten vrij te houden van zwerfafval. Het komt er niet van. Toch, als ik verder wandel voel ik het imaginaire gewicht van de zak in mijn rechterhand. Het heeft een veel groter gewicht dan je van een lege zak mag verwachten, maar omdat ik vanaf de Waalbandijk al gevolgd wordt door een wandelaar die mij steeds dichter nadert, durf ik de zak niet te openen. Ik stel mij voor hoe ik ermee thuiskom en in de schuur geconfronteerd wordt met een gruwelijke vondst. In eerste instantie weet ik niet wat ik zie. Het heeft ook geen kenmerkende geur en aanvankelijk neem ik aan dat het de restanten zijn van een portie spareribs zoals ik die ooit gegeten heb in het Beekse restaurant van Nico de Wit. Groenafval of restvuil? Bijna kieper ik het in de grijze zak als ik zie dat een van de vermeende ribjes getooid is met een vingernagel. Getverderrie. Mijn vondst bestaat uit twee ineengestrengelde gemummificeerde handen. De politie, ik moet de politie bellen. 
Zo’n ontdekking, denkbeeldig of werkelijk, kan zomaar aanleiding zijn voor een roman van een schrijver als Stephen King. In het plot kan het gaan om een masseur die bereid wordt gevonden een echtpaar, waarmee duidelijk iets niet in de haak is, uit de problemen te helpen. Zij is een beroemde pianist, getrouwd met haar impresario. Haar spierreuma dreigt hun bedrijfskapitaal, haar kunstzinnige handen, ondanks stevige Prednisonkuren in onbruikbare klauwen te veranderen. Als goede resultaten uitblijven opent zich een hel voor de onschuldige therapeut.
Gelukkig, niet iedere wandeling bezorgt mij zulke akelige fantasieën.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten