vrijdag 20 april 2018

Honingzoet

Het voelt nog steeds onwennig, de verdwenen fruitboomgaard van de Weeropper. De verandering voelde ik eerder dan dat ik die zag toen ik, bij mijn nadering van de wilde kersenbomen langs de Hommelstraat waarvan de eerste bloesems zich knipogend kenbaar maakten, plotseling geconfronteerd werd met licht en ruimte. Veel meer licht en ruimte dan waaraan ik op dat punt van mijn hardlooprondjes gewend ben. Het voelde even als een opstopper in de maag, de verdwenen perenbomen. Nadat ik mezelf weer onder controle kreeg zag ik dat niet alleen de peren maar ook de appels in niets waren opgegaan. Even twijfelde ik aan mijn waarnemingsvermogen of aan mijn geheugen. Met een van de twee moest iets ongewoons aan de hand zijn, dacht ik toen ik langs het lege terrein jogde. Een of twee weken eerder stond, toen deze voorste kamer nog vol perenbomen stond, een kistentreintje met daarop vijf snoeiende arbeiders. Een vreemde volgorde, snoeien en daarna rooien. Had ik dat wel goed gezien? 
Vandaag hebben de wilde kersenbomen, die mooi van ouderdom zijn en hoogstammig, zich volledig in feestkleding getooid als bruiden op weg naar Kanaän. Daartegenover oogt de voormalige fruitboomgaard leger dan leeg. Doordat er geploegd en gevreesd werd, is aan de bodemstructuur niet langer zichtbaar waar precies fruitbomen rijen vormden. Zullen ze hier ooit weer bloeien en in de vroege herfst zwaar behangen met uitgerekte conferences? 
In Wadway speelde zich een dergelijk tafereel af in het klein. Toen mijn vader het huis met de wagenstalling in 1934 kocht was bij de koopsom een bescheiden boomgaard inbegrepen. Die oude fruitbomen moesten zo’n zeventig jaar geleden wijken voor het paard dat behoefte kreeg aan meer bewegingsvrijheid en voor een moestuin om het nagenoeg onstuitbaar uitdijende gezin te voeden. Annie vertelde er onlangs over. Ook over die heerlijke peren aan die oude bomen. Het waren gele joekels, hemels zoet en sappig als rijpe watermeloenen. Ik schopte toen nog wat rond in moeders buik of was nog te jong om ze te hebben gezien of geproefd. Evengoed liep het water me in de mond toen mijn zus ze beschreef want ik herinnerde me de suikerperen van Kees Ep die wij, kwajongens nog, af en toe uit zijn boomgaard pikten. Je had niet altijd de tijd om te kiezen want Kees was er als de kippen bij met zijn wandelstok in de aanslag. Dan had je wel eens een peer in je hand die eerder door wespen was uitgekozen (en als je pech nog groter was werd je gestoken door zo’n geelzwart gestreepte jongen). Aangevreten aten we ze evengoed en terwijl het sap zomerwarm langs onze kinnen drupte keken we verlangend uit naar onze volgende strooptocht. Sorry Kees. 
Tegenwoordig is de kwaliteit van peren minder, lijkt het wel. Neem de conference die Riky bijna dagelijks eet. Bijna altijd als deze peren iets te lang rijpen rotten ze vanuit het klokhuis weg. Aan de buitenkant is hun ruwe bruin geroeste vel onaangetast, maar snijdt je ze nietsvermoedend doormidden is het direct duidelijk, rot! Nee, dan de peren van Jaap, waarvan een hele rij tot aan het Magdalenakerkje langs ’t Laantje stond. Keiharde knarren leken het. Hoe je ook je best deed, je tanden kreeg je er niet in! Maar ze ondergingen een metamorfose als je ze als breekbare eieren op een donkere maar droge plaats in huis uitlegde. Na verloop van meerdere weken kwam de verrassing! Zacht, honingzoet en sappig als, ja, als de rijpe suikerperen van Kees. Het klokhuis zoog je tot op de zure vliesjes en pitten leeg. Nooit meer proefde ik een lekkerder peer.
Aanvankelijk meende ik dat die van de Weeropper de boel heeft verkocht, maar de stapel nieuwe steunpalen doet vermoeden dat de hele aanplant wordt verjongd. Hé, bedenk ik mij nu, zal het een met het ander samenhangen? Wordt de kwaliteit van de conference hier verhoogd?


1 opmerking: