vrijdag 6 april 2012

Judas

Een Goede Vrijdag om hard te lopen, heerlijk beschenen door de lentezon. Op de Dijk valt mij op dat de pinksterbloemen vooral aan de kant van de rivier groeien. Zij kleuren de groene dijkhelling gaandeweg roze. De andere kant is vooral vriendelijk voor paardenbloemen. Voorlopig staan deze bloemen nog op korte steeltjes, vaak nog verborgen in hun bladrozet. Lopen achter op hun opponenten. Lang zal dat niet duren, maar zij zullen de hun toegewezen zijde niet van groen in roze kunnen veranderen: paardenbloemen geven nu eenmaal de voorkeur aan geel. Deze toekomstige bloemenzee heeft geen grote behoefte aan water. Dat is anders voor de nevengeul. Die smacht naar aanvulling: de bodem komt hier en daar onbarmhartig in zicht.
Vlak voor de verkeersbrug staat een fazant blikkerend in de zon. Dit haantje is al op zijn paasbest gekleed. Hij kijkt vast en zeker uit naar zijn afspraakje. In plaats van een van zijn woerhennetjes – het fazantenhaantje is overtuigd polygamist – ziet hij mij. Desondanks geniet hij van mijn aandacht, wacht mijn komst ademloos af. Ik vind het ook spannend te ontdekken hoe lang dit prachtige schepsel dit spel vol houdt. Elke nieuwe stap lijkt er één te veel. De afstand tussen mens en dier wordt snel kleiner, wij groeien ten opzichte van elkaar. Voor mij leuk, voor hem beangstigend. Nog een stap, nog een, dan zie ik zijn twijfel: zal ik op de vleugels gaan of maak ik me onmiddellijk uit de voeten? Het fraaie haantje kiest het laatste, trippelt met opgeheven kop en gestreken staartveren richting struikgewas. Dat doet hij zorgvuldig op zijn fazants: lichaam, hals en kop blijven bewegingloos. Door het hoge gras zijn de pootjes niet zichtbaar en lijkt het alsof hij op een lorrie staat, die hem in toenemende vaart de dijk af rijdt.
Dit subliem uitgedoste dier brengt mij terug naar een bezoekje gisterenmiddag. Ik ben op pad om Zonnebloemgasten waarmee ik het contact onderhoud, uit te nodigen voor de theatermiddag. Die is over goed twee weken in Wijchen. Doortje, laat ik haar huiselijk zo noemen, is gelukkig thuis, gisteren deed zij niet open toen ik met een mandje paasfruit aan haar voordeur stond. Zij nodigt mij binnen, blij met mijn komst. Het fruitmandje, nog ingepakt, staat prominent op tafel: haar buurvrouw heeft gedaan wat zij mij gisteren beloofde. Doortje gaat graag mee. We praten nog wat over Piet die in het afgelopen jaar is overleden. Dan vertelt de hoog bejaarde dame, in onvervalst Beunings, wat haar buurvrouw vanmiddag overkwam, zelf was zij op bezoek bij een zieke dorpsgenoot.
Bij Buurvrouw, zij hoopt dit jaar tweeënnegentig te worden, was een keurig geklede jongeman aan de deur. Hij vertelde haar dat hij een kleinzoon is van Doortje. Zijn ‘oma’ staat bij de benzinepomp op hem te wachten. Zij heeft dringend geld nodig. Buurvrouw laat de knaap binnen. Honderd euro, dat is het bedrag dat oma nodig heeft. Buurvrouw beschikt over kleingeld. Hij mag haar telefoon gebruiken en vraagt aan ‘de persoon aan de andere kant van de lijn’ of dit bedrag voldoende is. Nee dus!
“Ik vertrouw Doortje wel”, zegt Buurvrouw weifelend.
“'Tuurlijk!”, meent ‘kleinzoon’, “mijn oma is goudeerlijk!” Hij krijgt haar bankpasje en pincode. De ‘keurige jongeman’ belooft dat ‘oma Doortje’ het pasje subiet zal terugbezorgen. En het geld terugbetalen. Uiteraard!
Judas verraadde Jezus. Jezus wist dat Judas dat zou doen en gaf zich daaraan over. Buurvrouw is zeker van Doortje, dus zal Doortje’ ‘kleinzoon’ ook te vertrouwen zijn…!
We willen graag dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen wonen, maar hoe beschermen we hen tegen dit soort problemen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten