De asgrauwe wolkenvelden
maken mijn wereld kleiner terwijl de klep van mijn pet dat effect nog versterkt. Zij laten voldoende
ruimte voor zelfbespiegeling. Nou ja, ik geef toe dat dit een te groot woord is
voor de kleine gedachten en herinneringen waarmee ik stoei. Het is de lagere
jongensschool waarin ik de afgelopen dagen al een aantal malen vaker verbleef. Meer
in het bijzonder probeer ik het klaslokaal van meester Pannemans of meester Dam
tevoorschijn te toveren. We zaten er twee aan twee in schoolbankjes die toen
nog voorzien waren van een pennensleuf en een inktpotje. Terwijl de meester bijvoorbeeld
probeerde uit te leggen uit welke onderdelen breuken werden opgebouwd, waarbij
hij op het schoolbord driftig cijfers en strepen kalkte en derhalve met zijn rug
naar ons toe stond, kon ik de buitenwereld waarnemen door de ramen waaruit de
gehele linkerwand bestond. Want breuken vond ik oersaai.
[Die buitenwereld bestond bijna helemaal uit
een lege speelplaats die door een laag hek was afgescheiden van de tuin van de
hoofdonderwijzer, zodat er slechts enig leven ontstond als de vrouw van meester
Dam een mand gevuld met schoon wasgoed naar buiten droeg, of in de achterdeur
verscheen, gewapend met een schoffel of hark. En verder weg, aan de overkant
van de straat, rond een oude boerderij die op een terp stond, ontstond geregeld
enig vermaak door kippen die via een meterslange klauterplank het kippenhok
verlieten of betraden. Zie ook Kippentrap.]
In een van de twee klaslokalen
hing een vlindertentoonstelling. Een ondiepe vitrine. Een houten omlijsting
voorzien van glas waarachter tientallen vlinders waren opgeprikt. Ik had nogal te
doen met deze beestjes die voor geen ander doel dan lering en vermaak een speld
door hun lijf gestoken kregen. Tegelijkertijd bewonderde ik de diertjes om hun vele
vormen en kleuren. Ik herinner me nog goed dat ik ze, trots als was ik de verzamelaar,
aan Lida liet zien (mijn oudere zus poetste op zaterdagen de klaslokalen, gang
en toiletten, een klus waar ik haar geregeld mee mocht helpen.) In die jaren
nam ik zonder meer aan dat meester Dam of meester Pannemans de vlinders
hoogstpersoonlijk had verzameld, hoewel ik me hen maar moeilijk in die
hoedanigheid voor kon stellen: gekleed in sportieve broek en jas, lange laarzen
vanwege woeste graslanden, en voorzien van een vlindernet waarmee de meester op
fladderende vlinders joeg.
Onderwijs is een aanhoudende zorg, een mooi
artikel in het nieuwste jaarwerk van Stichting Historisch Spanbroek-Opmeer,
waarin P.J. Koenis de waarheid achter de vlinderverzameling ontsluiert.
Tenminste, dat vermoed ik. Koenis laat ons zien hoe het Katholieke Onderwijs in
Spanbroek uit de startblokken kon komen. Grote stimulator was pastoor
Stekelenburg. Er moesten vele barrières worden geslecht maar uiteindelijk kon in
1926 de bijzondere jongens en meisjesschool worden geopend. Belangrijkste voorwaarde
was de komst van een zustercongregatie: ‘Pastoor
had de Eerwaarde Zusters Ursulinen bereid gevonden om in ruil voor zijn
prachtige vlindercollectie naar Spanbroek te komen’ (In hetzelfde artikel
meldt de schrijver dat de ‘wel zeer oude
boerderij’ op de terp had toebehoord aan ene Vok Wester.)
Ik vind het zo jammer
dat ik toenmaals niet geweten heb wie de verzamelaar van de vlinders was. Dan
had ik, tijdens saaie lessen, met een blik op de vlindervitrine, een pastoor
met wapperende rokken door de hei zien darren. Onhandig, een hand om zijn bonnet
in evenwicht te houden, het ander driftig met het vlindernet zwaaiend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten