“Vervelend voor je,
Sam, maar er zijn ergere dingen!” – Bruun is de enige die mij vaak aanspreekt
met Sam, meestal eigenlijk. Wij, mijn zusjes en broertjes, hielden van onze
grote broer en gebruikten vaak zijn troetelnaam: Bruintje. Waarschijnlijk omdat
zijn gestalte maar vooral zijn lieve karakter overeenkwamen met dat van Bruintje
Beer, de stripfiguur van Mary Tourtel die we regelmatig in de Katholieke Illustratie
tegenkwamen.
Hij heeft helemaal
gelijk, er kunnen je ergere dingen overkomen. Bruun mag dat zeggen.
Gistermorgen hebben Riky en ik hem opgezocht in het Westfries Gasthuis in
Hoorn. Hij lag op de IC. Een verpleegkundige waarschuwde ons dat hij sliep.
Daar lag mijn grote broer. Een wit laken bedekte zijn geheel ontklede lichaam tot
vlak boven zijn geslacht. Elk stukje vel dat ruimte bood aan een plakkertje, een knijpertje
of een naald werd benut. Aan weerszijden stonden bliepende en zuchtende
machines die bovendien voortdurend verspringende, alarmerend rode cijfertjes en
bewegende streepjes en stippen produceerden. Ondanks al deze vreemde elementen
op, aan en in zijn zieke lijf vertoonden zijn bruinverbrande kop en zijn vertrouwde postuur nog de gelijkenis met de oude Bruintje. Onze stem wekte hem alsof hij op ons
had gewacht. “Zijn jullie het?” vroeg hij blij verrast. Ademen, praten en
slikken het ging allemaal moeizaam. Het sneed door mij heen: zo ziet het einde
van een mens er dus uit. Hij had zo graag Bep overleefd, vertelde hij ons
moeizaam – zijn Bep voor wie hij zo graag zorgde: een paar uur later vertelde onze
neef, Sjon, dat zijn vader haar afgelopen zaterdag nog steunkousen had aangetrokken!
En na een paar slokjes water liet hij ons desgevraagd weten dat hij dat nog het
ergste vond, dat hij het huis moest verlaten waarvan hij elk stukje wel
onderhanden heeft gehad en waarin Bep en hij sinds april 1961 lief en leed
hebben gedeeld. We konden maar even blijven. Al gauw zagen we aan zijn
omfloerste blik dat hij moe werd. Bruun vond het goed dat ik hem bij het
afscheid zoenen wou. Voor het eerst kuste ik mijn broer en hij zoende mij terug,
vol op mijn mond.
We hebben geluk, de
Dwarshommelstraat is geheel overschaduwd. “Duurt ’t nog lang tot Herman?” Even
begrijp ik niet waar Bruun op doelt. O, Herman! Natuurlijk, mijn broer is een
trouwe dekkertjes-lezer. Graag had ik Herman aan jou voorgesteld,
Bruun! Helaas zal dat nooit gebeuren en, trouwens, misschien ben je al dood! Het
blijft stil en het zonlicht vertroebelt mijn blik: onze broer Jan vertelde mij
een goed uur geleden dat zijn situatie snel verslechtert en dat men er machteloos
tegenover staat. Ze hebben ‘alle toeters en bellen’ van onze broer weggenomen; er
rest hen geen andere zorg dan zijn pijn te onderdrukken. In de schaduw van de bomen
op de Tempelstraat zie ik Bruun in de keuken in Wadway, op een warme augustusavond
na een hele dag hard werken op het land van een broer van pa. Wij, zijn ouders
en broers en zussen, zitten rond de keukentafel. Wellicht eten we aardappels en
sperziebonen en veel jus en een balletje. Terwijl hij zich met het koude water
uit de kraan wast bekijk ik Bruun’s ontblote bruinverbrande bast, daarmee zijn bijnaam
onderstrepend.
Mooie vent mijn ome Bruun, we gaan hem missen... Dank weer voor de mooie woorden
BeantwoordenVerwijderenMissen zullen we hem zeker. Het is niet goed voorstelbaar, maar op álle komende reünies zal de afwezigheid van jouw oom en mijn broer schitteren. Ook op die met alle neven en nichten!
VerwijderenBedankt Stefan!
Aangrijpend mooi opgeschreven, Simon.Gecondoleerd met jullie verlies.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel, Hai!
BeantwoordenVerwijderenMooi verhaal geschreven over opa ☺️ Bedankt!
BeantwoordenVerwijderenGecondoleerd met het verlies van uw broer.
Gr Marleen (oudste dochter van Margret).
Dank je wel, Marleen, en insgelijks! Het zal voor jou ook moeilijk zijn, dit plotselinge overlijden van zo'n hartelijke opa.
Verwijderen