vrijdag 11 april 2014

Drilboor

Terwijl ik over de Kloosterstraat ren zit ik weer in het zorgcentrum tegenover mijn vierennegentigjarige zonnebloemvriend Wim. Dat was afgelopen woensdag. We spraken over de jongste ontdekking (door BICEP2 op 17 maart) die de theorie van de oerknal onderschrijft, de kromming van ruimte en tijd (singulariteit) en over vragen als: wat was er voor de Big Bang?, Niets? hoe ontstond dan dat Niets? En, belangrijker nog (vanwege de echtgenote die Wim al zo lang mist), waar (in dit Al) is Mien?
Tijdens dat gesprekje flitste een beeld van de slakkenvreter (Drilus) door mij heen en kwam er een verhaal in mij op dat ik Wim vertelde. Dat was nogal komisch vanwege de quasi ernst van het lopende gesprek. De rest van ons samenzijn brachten we schuddebuikend door (de koffie hadden we gelukkig al op, daarin konden we ons niet meer verslikken).
In grote lijnen vertelde ik Wim: Het Slakkenvolk wist niet beter, zij leefden gedurende duizenden eeuwen in de tuin van Boer Harm. Hun taal kent geen schrijftekens tenzij je hun slijmspoor zou kunnen vertalen, en hun stem wordt niet door anderen dan slakken gehoord. Boer Harm is voor het Slakkenvolk wat God (Jahweh, Allah, Boeda, Shiwa) is voor ons. Daarin verschillen zij niet: geloof maakt het onbevattelijke acceptabel. Hun gezichtsveld is beperkt. Soms verschijnen grote dingen die stampen of wroeten. En waar die grote dingen gingen, verschijnen plantjes of verdwijnen Tuingenoten.
Het Slakkenvolk had gedurende vele eeuwen een prachtig leven, zij kenden geen zorgen voor nu of de dag van morgen. Boer Harm – in lange opvolgende generaties – verzorgt hun voeding: rijen groenten, de mooiste sla, spruitjes, boontjes, worteltjes en – lekkerder dan lekker – Chinese kool! Er is slechts één ongeschreven wet: Boer Harm Duldt Jou Niet Tijdens Daglicht.
Via hun slijmspoor leerden de leden van het Slakkenvolk aan opvolgende generaties: eet aan al het lekkers je buikje rond, maar doe dat pas als de zon onder gaat. Ziet Boer Harm je, word je onherroepelijk met een wijde boog uit de Tuin verwijderd, zoals Adam en Eva het Paradijs verspeelden.
Eeuw na eeuw leerden zij, deden hun ding in het duister om bij daglicht te slapen in hun veilige huisjes. Zolang Boer Harm hen niet vond ging dat goed. Totdat Drilus hen ontdekte. De larven van deze gemene kever zijn gek op slakkenvlees. Als zij de kans krijgen verorberen zij alle slapende slakjes die zij vinden. Die kans zagen zij: zij kropen door de wijd openstaande halsopening van hun huisjes. Velen werden betreurd. 
Via hun slijmspoor vertelden de leden van het Slakkenvolk over deze gesel. Eindelijk, na eeuwen van beproeving vonden zij hun ‘huisdeur’ uit. Zij sloten hun halsopening hermetisch af met een klepje en zo hernam het lieve leventje zich. Maar niet voor de keverlarven. Dus...
Het Slakkenvolk, nog onwetend van nieuw onheil, leefde er blijmoedig op los. Zij vraten en vermeerderden zich ongeremd en onbewust van de ergernis die zij daarover bij Boer Harm veroorzaakten. Ondertussen vroeg kever Drilus Longulus zich af waarom zoveel van zijn nakomelingen de hongerdood stierven. 
Tot slot brak voor het Slakkenvolk opnieuw een kwade periode aan. Nu, ettelijke slakkengeneraties geleden leerden de larven van de slakkenvreter – dat kunnen zij namelijk ook, leren, zo goed als alles op onze aarde dat kan – een methode om langs de gesloten slakkenhuisklepjes te komen. Zij ontwikkelden simpelweg een drilboor. (Immers, waarom zou alleen de doe-het-zelver onder ons daar gebruik van maken?) Tegenwoordig hoeft Drilus niet te wachten tot het slakje’s bedtijd is. Tegenwoordig beklimmen zij brutaalweg een wakkere slak, boren een gat in zijn huis, dringen binnen, verdoven de bewoner en beginnen hun feestmaal.
Wat doet het Slakkenvolk daartegen?
Daarnaar ben ik net zo benieuwd dan jij. Ik houd het in de gaten. En wie weet, schrijf ik er ooit een ‘Dekkertje’ over!





Geen opmerkingen:

Een reactie posten