Op de kruising met de Tempelstraat
moeten we voorrang geven aan een grote groep vrolijk keuvelende fietsertjes. Met
uitzondering van de begeleidster is de hele groep in gele veiligheidshesjes gestoken.
Het duurt even voordat de langgerekte colonne ons en de wachtende automobilist de
ruimte geeft. Ik stel vast dat drie van de rijwielen zijn geëlektrificeerd waaronder
die van de begeleidster. De elektrische fiets is dus al doorgedrongen bij
kinderen jonger dat tien jaar! Hoe is de situatie over pakweg tien jaar?
Wij steken over onderwijl voorrang
gevend aan een jong fietsertje in een oranje hesje – Riky wandelt zoals meestal
met mij mee. Na ongeveer vijftig meter wordt hij gevolgd door een meisje in eenzelfde
uitdossing. Dat gebeurt nog een aantal keren voordat we De Balmerd oversteken en
begrijp ik dat deze met oranje beveiligde kinderen, leerlingen van groep zeven zijn
die hun verkeersexamen afleggen. Na de kruising met De Balmerd versmalt de
Tempelstraat tot fietspad. Uit mijn ooghoek zie ik dat iets of iemand ons wil
passeren. Nog terwijl ik Riky aan haar mouw trek hoor ik een vrolijke stem
roepen: “Simon! Ik wist niet zeker dat jij het was, maar nu zie ik het
duidelijk hoor!”
Haar stemgeluid herken ik meteen. Er is
er maar één die meestal zo opgewekt klinkt. Maar dat gezicht? Het aangezicht lijkt
op het eerste gezicht niet bij die persoon te passen. Vooral het kapsel. Die
bijna witte coiffure zit me in de weg. Zo ken ik haar niet. Ik ken haar
namelijk heel goed, maar help, haar naam? Heb gedurende vrijwilligerswerk geregeld
met haar te maken gehad. Helaas valt haar naam niet in mijn mond. Er komt ook
niets na enkele gemeenplaatsen, vooral uitgewisseld door Riky en deze vrolijke
dame in haar rolstoel. Terwijl we onze wandeling weer voortzetten wil Riky
weten waar wij deze vrouw ook al weer van kennen. Dat leg ik haar uit maar ook
bij haar komt geen naam bovendrijven. Ondertussen blijf ik bij deze toevallige
ontmoeting hangen. Pieker over mijn bijdrage en realiseer me dat die vrijwel nihil
was. Het meest positieve dat ik daarover kan zeggen is dat ik me zo vriendelijk
mogelijk opstelde. Vooral ergernis over mijn gebrekkige geheugen heeft me dwars
gezeten. Zij noemde mijn naam spontaan. En ik? Ik kon zelfs niets persoonlijks
of gevats inbrengen. Waardeloos! Zij zal wel denken…!
In die stemming bereik ik met Riky de
Van Heemstraweg waar we ruimte geven aan een jochie op een fiets. Oranje hesje
met het nummer 69. Hij wordt op regelmatige afstanden opgevolgd door
examengenoten. Nummer 71 is een groot meisje. Haar volwassen uitstraling brengt
me even in twijfel: is dit een controleuse in vermomming? Op het moment van
passeren zie ik dat zij een onschuldige deelneemster is. Voordat 89 ons passeert,
een jongetje op een fiets die duidelijk op de groei werd aangeschaft is
duidelijk: van deze zevendegroepers zijn de meisjes veelal beduidend groter (en
verder in hun lichamelijke ontwikkeling) dan de jongens.
De Hommelstraat, Dwarshommelstraat en
Kloosterstraat worden niet benut voor het verkeersexamen. Wel worden we er
overvallen door een kleine plensbui waar veel wind onder zit en blijf ik mijn
hersenen tevergeefs bevragen om de naam van de rolstoelster. Opnieuw op de Van Heemstraweg
nadert nummer 11, een optimistisch en vriendelijk meisje. Zij slaat de hoek van
de Wilhelminalaan om.
Weer terug op het smalle deel van de
Tempelstraat wandelt een vrouw met een teckel voor ons uit. Het beest, waarschijnlijk
getipt door een aantrekkelijke geur, blijft stokstijf bij een busseltje ruig
onkruid staan. Dat geeft ons de gelegenheid het stel te passeren. Het snuffelende
dier brengt spontaan een herinnering boven uit mijn jeugd. Tegen Riky: “In
Westfriesland zeiden we: Kijk, die hond lucht aan dat paaltje, in plaats van ruikt
aan dat paaltje!”
Ja, met zuks skiet je niks op! Liever hoor
ik spontaan de naam van die kennis!
NB: thuis vond ik Jeanne in een tel.