Het is
niet vaak zo stil langs de Waal en de uiterwaarden. Misschien heeft het te
maken met het vroege uur, met de beloftevolle zomerdag of vanwege de
afscheidsbijeenkomst, later deze morgen. Mijn omgeving deelt deze diepgaande
vrede met mij. Zelfs de wind houdt zijn adem in en de schapen liggen in stilzwijgen
met hun lammeren tegen de grond gedrukt. In de verte hoor ik het
geruststellende gekwaak van een paar kikkers.
Plotseling scheurt het scherpe krassen
van een ekster de stilte in grove repen, zoals mitrailleurkogels waterfonteinen
laten opspringen in een roerloze waterplas. De felle vogel vond een zitplaats bovenin
de kruidenierperenboom van de familie Engelen. Vanaf zijn prominente hoge zetel
kijkt hij mij aan alsof hij mijn bijval verwacht en als die uitblijft schettert
hij opnieuw zijn uitdagende kreet. Ik negeer zijn indringende praatjes en zijn
mooie verenpakje, ren aan zijn troon voorbij alsof er niets aan de hand is.
Toch blijft de krassende stem van de
fraaie vogel in mijn hoofd echoën tot voorbij de woonboot van Klaartje. Dan zie
ik een rietdekker via zijn verplaatsbare dakladdertje – hoe noem je dergelijke
klimrekjes die, nadat zij in het riet van het dak zijn gestoken een perfect klimwerktuig
vormen – het onlangs gerenoveerde dak beklimmen van het huis waarin voorheen
een familie Zilverschoon onderdak vond. Ik volg met ingehouden adem al zijn
bewegingen. Voorzichtig manoeuvreert hij zijn linkervoet op de vorst van het
langs liggende dak dat bijna een meter lager is. Zo kan hij over de vorstpannen
van het dak van het aanpalende deel heen, contact hebben met zijn collega die
daar riet aanklopt met een speciaal stuk gereedschap. Dat kan ik pas constateren
nadat ik via mijn keerpunt onder de Tacitusbrug
weer op weg ben naar huis.
De mannen zijn nog steeds in overleg
met elkaar als ik weer langs ren. Nieuwsgierig blik ik omhoog naar het vernieuwde
dak dat er fraai bij ligt. Voor hoelang? Misschien moeten we wel veertig jaar
wachten voordat hier weer een rietdekker aan het werk gaat!
Mijn weg vervolgend, opnieuw langs de diepliggende
Loenensche Wel wacht mij een heuse traktatie:
een kikkerconcert.
(Ik beland voor een ogenblik op het
stromatras in mijn ruw getimmerde bed in het Wadway van mijn jeugd, waarin ik, veel
te vroeg op een zwoele zomerdag, zwetend in slaap probeer te vallen. Het is te
warm om het raam te sluiten zodat ik de lawaaiige kikkers niet kan buitensluiten.
In de stilte die een poosje aanhoudt klinkt een enkel plonsgeluid. Aanvankelijk
zacht maar allengs luider kwaakt een kikker. Een voor een vallen anderen in tot
het hele koor van boerennachtegalen samen dreunt. Dan tikt een imaginaire
dirigent op zijn denkbeeldige partituur en plotseling heerst als tevoren, stilte
over de zomernacht. Na enig plonsen, alsof de koorleden een ander plaatsje
moeten vinden, begint niet lang daarna het zangspel opnieuw. Eerst probeert een
enkele zanger zijn stem, aanvankelijk aarzelend, maar allengs overtuigender...)
Het kan irritant zijn, als je in slaap
probeert te vallen. Maar evengoed, vind ik, niets dan een stel musicerende kikkers
maakt van een zomerse dag een zomerdag. Als David Beckham een keer met mij mee
zou willen rennen, dan zou vandaag een perfecte gelegenheid zijn geweest.
Misschien zou dit fraai klinkende gekwaak hem over zijn negatieve gevoelens
voor kikkers heen helpen zodat hij de akelige gevolgen van zijn reis naar de Amazone
achter zich kan laten.
Langzaam maar zeker wordt het koor overstemt
door het gezang van vogels en een ritmisch bonken van een dieselmotor. Ik ren over
de Waalbandijk op huis aan en kijk onderwijl uit over het woeste bed van stralend
geel streepzaad naar het scheepvaartverkeer op de rivier. Mijn gedachten dwarrelen
vooruit naar de bijeenkomst in het crematorium.
Ik neem het mee, dit blijmoedige
kikkerkoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten