vrijdag 27 april 2012

Onderscheiden

Lekker weer om opnieuw een rondje hard te lopen. De temperatuur veroorzaakt een korte broek: heerlijk om de frisse wind langs mijn benen te voelen. Dit is een bijzondere dag. Sowieso vanwege de gebeurtenissen van de afgelopen etmalen, die uitmondden in een politiek unicum, geschapen door enkele oppositiepartijen. Diederik Samsom beroept zich, als verklaring over de afwezigheid van zijn persoon op dit democratische feestje, op het feit dat de PvdA niet gewenst was bij de vormgeving van een alternatieve begroting. Maar diep van binnen weet hij dat hij weliswaar het moment heeft herkent, maar een andere, achteraf verkeerde richting koos. Een politicus wil (en moet wellicht) altijd opvallen, maar je onderscheiden vanwege foute keuzen, dat wil je natuurlijk niet.
Vandaag is ook bijzonder vanwege de jaarlijkse regen aan Koninklijke onderscheidingen: 3.429 om precies te zijn. Er was er ook één voor een vrijwilliger van onze Zonnebloemafdeling. Het geeft mij een goed gevoel dat ik bij de voordracht betrokken was, en dat ik direct en enthousiast zei: “Ja ik wil!”, toen mij werd gevraagd of ik daaraan mee wil werken. Dat was niet moeilijk want ik bewonder An van der Wielen vanwege haar jarenlange onbaatzuchtige inzet voor mensen, die af en toe een beetje aandacht hard nodig hebben. Ik werd ook nog beloond door getuige te mogen zijn bij de uitreiking, Lid in de Orde van Oranje Nassau, door onze nieuwe burgemeester. Carol van Eert deed dat op een natuurlijke en eenvoudige manier. Het feit dat wij, de decorandi en de belangstellenden, welkom werden geheten door Thea, gaf het gevoel van een onderonsje. Van een thuiswedstrijd eigenlijk, want Thea is niet alleen gemeentegastvrouw maar tevens Zonnebloemvrijwilliger.
Natuurlijk heb ik al die tijd, een klein jaar schat ik, niets mogen zeggen over het voornemen om An in aanmerking te laten komen voor een lintje. Ook het thuisfront deed aan het grote zwijgen mee. Op dit punt waren onze monden als de schelp van een oester. Er werden ook weer allerlei smoezen verzonnen om de lintjeskandidaten naar het gemeentehuis te lokken. Pas nu ik hier op de Dijk loop bedenk ik dat het interessant kan zijn om al deze leugentjes-om-bestwil te verzamelen en er een smoezenboek mee samen te stellen: een gat in de markt! Goede hulp voor diegene die voornemens is iemand voor te dragen…
Ik word uit deze interessante overweging gehaald door een bijzonder tafereel strak langs de Waal. Een grote paardenfamilie, van de Konikstam, is verenigd op de oeverwal[1]. Deze natuurlijke ophoging geeft de groep als het ware een toneel waarop hun prachtige en soepele lijven voordelig staan afgetekend tegen het grauwe water van de rivier. Het schouwspel doet mij denken aan de samenkomst deze morgen in het gemeentehuis, waardoor ik mij moeiteloos kan voorstellen dat een van de stamleden wordt onderscheiden wegens haar bijzondere inzet voor de jongeren. Wellicht door veulens te wijzen op de gevaren van de nieuw gegraven inlaatgeulen: het zand is daar nog niet goed vastgelegd zodat een been (we hebben het over edele dieren) gemakkelijk kan wegzakken, met alle gevolgen van dien. Zij wist vanmorgen natuurlijk van niets... 
An moest zogenaamd naar Rotterdam. Haar zoon zou door zijn werkgever wegens een jubileum in het zonnetje worden gezet. Op haar vraag waarom hij het parkeerterrein van het gemeentehuis oprijdt, verzint hij een vervolgsmoes: “Ik moet mijn nieuwe identiteitsbewijs ophalen mam.” Ronald Tolman, die ook met een smoes naar het gemeentehuis was gelokt, biechtte op dat hij het eigenlijk al wel door had. Zijn kleinzoon vroeg hem aan de telefoon: “Opa, als jij geridderd wordt, ga je dan in een kasteel wonen?”


[1] Dankzij Adriaan Maters, die in het boekje “Hoe het vroeger was” de geschiedenis van Weurt, Beuningen, Ewijk en Winssen voor de hoogste groepen van de basisschool heeft uiteengezet, heb ik een helder begrip gekregen voor de verschillende hoogten in het rivierenlandschap.

dinsdag 24 april 2012

Smartengeld

Op het moment dat ik ga joggen is mijn hoofd nog gevuld met de echo van een optimistische Marleen Barth. Onze Nationale Zonnebloemvoorzitter, namens de PvdA in de eerste kamer, verwoordde via Radio 1 precies en weloverwogen mijn persoonlijke opvatting over de huidige toestand van Nederland. Het is een geruststellende gedachte dat iemand begrijpt wat ik bij de huidige politieke ontwikkelingen voel. Toch lukt het de Rijdende Rechter Marleen te verdringen. Waarschijnlijk omdat hij mijn dag vroeg kwam binnenrijden: terwijl ik nieuws uit de krant opsnuif, voor het tijd is voor mijn Zonnebloembezoek, leest Riky de aankondiging voor de uitzending van deze avond voor. Dat valt niet mee omdat het vreselijk op haar lachspieren werkt. En aangezien haar mond vol orthodontisch ijzerwerk zit kan zij zich nauwelijks lachend verstaanbaar maken. Zoveel is duidelijk: vanavond staat een buurman die de zijwand van de houten schuur van zijn buurvrouw sloopte en er een schutting voor in de plaats zette, centraal. Onderwijl is achter de lachsalvo’s van Riky de vader van onze nieuwe buurvrouw hoorbaar, die voort metselt aan haar nieuwe schuur. Deze wordt tegen onze (houten) schuur aangebouwd. Om dat te kunnen doen heeft hij enkele dagen geleden de zijwand voortvarend gedemonteerd, die van onze schuur bedoel ik.
Bij de vijver aan de Tempelstraat haalt een eend mij bij de rechter weg. Zij schommelt de waterkant op, in haar kielzog een groep kuikens van het formaat bromvlieg. Allen donkerbruin met gele streepjes. Jammer dat ik geen fotografisch geheugen bezit. Daarom zal het niet lukken bij thuiskomst een soort vieuwdump te produceren en kan ik het aantal kuikens slechts bepalen door stil te staan. Desondanks moet ik een paar keer opnieuw beginnen en tenslotte een slimme teltactiek op deze beweeglijke hummeltjes toepassen, terwijl de overmaatse vliegen bijna over mijn hardloopschoenen waggelen. Het zijn er zeventien! Één kleintje meer dan mijn moeder in de loop van ruim twintig jaar op de wereld zette. Tenminste, als ik er van uitga dat dit de echte mama van alle kuikentjes is. Zo zij niet, bijvoorbeeld, vandaag ook de kleintjes van haar nicht onder haar hoede heeft. Het zou zomaar kunnen!
Eigenlijk best handig om je gezin in één keer op de wereld te zetten. Toegegeven, je bent er een poos heel erg druk mee, maar al het grut kan spoedig naar de crèche zodat moeder absolute rust krijgt.
Vanavond zullen we zien hoe het met die andere schuurtjesaffaire afloopt. Voor de veiligheid nemen we het op, zodat ons niet hetzelfde gebeurt als met een eerdere aflevering. Toen, zo hoorden we, zou een hondenbaasje de dierenarts aanklagen omdat die een foutje maakte. Zijn huisdier, laten we hem Kees dopen, ging met kiespijn naar de dokter en… kwam met kiespijn weer thuis. Maar met een belangrijk verschil: zijn balletjes liet hij achter!
De dierenarts bood verontwaardigd baasje een vergoeding van tweehonderd vijftig euro. Kees’ eigenaar eiste echter smartengeld. De rechter was van mening dat Kees niet onder de gevolgen van de ingreep had geleden en er derhalve geen smartengeld kon worden toegewezen. Naderhand kregen we inzicht in baasjes smart: hij mistte het plezier vanwege het strelen van en spelen met Kees’ ballen!
Onze nieuwe buurvrouw en haar pa zagen de humor van de coïncidentie niet direct, zoals Riky en ik het ondergingen, toen ik hen uitlegde waarom zij vanavond naar de Rijdende Rechter moeten kijken. En natuurlijk is er wel verschil: wij kwamen overeen dat het zo zou gebeuren. Bovendien wordt de toestand van onze schuur er beter op. Misschien kennen buurvrouw en ik elkaar nog niet goed genoeg voor dit soort grappen?

zaterdag 21 april 2012

Billen

De koffie is gedronken, het belangrijkste krantennieuws gelezen, tijd om op te warmen voor mijn rondje hardlopen. Het weer is er prima voor, hoewel ik rekening houd met regen. In de Hosterdstraat is men bij een pas verbouwd pand met grond aan het slepen. De bedoeling is de tuin opnieuw inrichten en de schuur bereikbaar maken. Men gaat er stevig en professioneel met grote machines tegenaan: één verdeeld de reeds uitgegraven grond over de vroegere boomgaard, een ander voert en stampt grond aan voor de oprit naar de nieuwe opslagloods en weer een ander lost fijne tuinaarde. Planning en afstemming luisteren nauw!
Vandaag, precies vijftig jaar nadat Earl Tupper met een nieuwe verkooptruc Europa ging veroveren, ben ik voor het eerst lid geworden van een forum gevormd door abonnees van Computer easy. Dit blad lees ik sinds ik computers gebruik. De aanleiding is een probleem van Riky. Zij krijgt het voor elkaar haar muisaanwijzertje veelvuldig te veranderen van een pijl in een vergrootglas. Hoe zij dat doet weet zij zelf niet, lastig is het zeker.
Mijn moeder ontdekte al spoedig het bestaan van Tupperware, waarschijnlijk op een huishoudbeurs in 1963. Zij was gek op beurzen. Weldra stelde zij haar huis beschikbaar voor een Tupperware-party en verschenen er diverse handige kommen en opbergdoosjes bij ons in huis. Ik herinner mij ijsvormpjes. Zes in een houwertje. Ze werden met aanmaaklimonade gevuld, en vervolgens in het vriesvak van de koelkast bevroren. Na een of twee ijsjes wist ik het wel: het begint lekker zoet, maar spoedig is er de limonade uitgezogen en rest niets dan waterijs.
Bij mijn weten bleef het bij dat ene Tupperware-feestje. Het viel nogal tegen, men zat er meer voor de gezelligheid. De Tupperware-consulente zal er een harde dobber aan hebben gehad: in de keuken – wij hadden uiteraard geen toegang tot de bijeenkomst in de huiskamer – hadden we oordopjes nodig om onszelf van het partijtje buiten te sluiten.
Op de Dijk word ik gepasseerd door een skater. Zijn prachtige schaatsstijl lijkt veel op die van Henk V., maar hij is het niet. Henk bedoel ik. Bij iedere slag klinkt een scherpe klik. Even denk ik dat de man zijn voeten niet hoog genoeg van het asfalt tilt, maar dan zie ik dat de rollerblokken steeds los van de schoen komen: klapschaatsen op wieltjes dus.
Terug naar het huishoudplastic: in ons gezin maken we ook gebruik van Tupperware. Riky kocht het in onze verkeringstijd, inderdaad, tijdens een party (bij haar vriendin). Veel is in de schaduwen van de tijd verdwenen, maar de puddingschaal bleef. Die gebruiken we intensief en wordt nog regelmatig ingezet. Riky kookt af en toe pudding die in deze schaal vorm krijgt. Dat gebeurde veelvuldig in de tijd dat de Boerenbond nog een winkel in Beuningen voerde en we melk van de boer betrokken. De schaal heeft rondom uitstulpingen. In ons gezin noemen wij dat ‘billen’. “Hoeveel billen wil jij?,” is inmiddels een doodnormale vraag. Niek, onze kleinzoon, placht dan nog wel eens te zeggen: “Acht!“ Maar aangezien er maximaal zestien uitstulpingen zijn, overschatte hij steevast zijn eetlust. Onze puddingschaal is voorzien van een ronde opening in de bodem. Daarop past een dekseltje waarin een vormpje is opgenomen.
Nu ik aan die vormdekseltjes denk, herinner ik mij de keer dat ik bij mijn nagerecht een cadeautje vond. Er kwam een boek uit het papier: ‘Menslief Ik Hou Van Je’. Bovenin de vanillepudding met de bekende rondingen het hartje, bespikkeld met kleurige suikerbolletjes. Misverstaan was uitgesloten, desondanks zette ik het mes trefzeker in het lillende hart teneinde een paar billen op haar en mijn bordje te scheppen.

woensdag 18 april 2012

Circus

Terwijl ik mijn hardloopschoenen veter, verkleurt het daglicht naar donkergrijs. Toch trek ik de voordeur achter me dicht. Al snel vallen dikke druppels op mijn hoofd en springen brokjes ijs van het asfalt op. Schuilen in gezelschap van een man met zijn grommende hondje, in de abri van buslijn 85, is geen pretje. De uitstraling van die kerel, gekleed in ruimvallend trainingspak, verschilt niet met dat van zijn sikkeneurige huisdier. Onze conversatie beperkt zich tot de vaststelling dat dit een plezierige schuilplaats is. De man voorkomt verdere uitweidingen door in zijn diepe broekzak te graaien naar wat een mobieltje blijkt. De bewegingen van zijn hand zijn via de slappe stof onontkoombaar te volgen. Het is een opluchting als ik de warmte van de zon op mijn voeten voel en ik mijn hardlooprondje zonder kleerscheuren  kan hervatten. De giftige stoomkolom van de elektriciteitscentrale steekt maagdelijk wit af tegen de paarsblauwe regenbui die zojuist overtrok; jammer, weer geen camera bij de hand.
De zandige bodem van de paardenbak bovenaan de Hommelstraat, is volkomen door paardenbloemen overwoekerd. Één gele zee, terwijl daarbuiten veel minder van deze bloemen groeien. Ik vind geen verklaring voor dit verschijnsel. Dat geldt ook voor de reden waarom op de Dijk een artikeltje in de Gelderlander van vanmorgen komt bovendrijven. Het maakte ons duidelijk dat veel kinderen blijven zitten met een incompleet miniwinkeltje. Onze nationale grutter is, volgens de verslaggever, te voorzichtig geweest met de inkoop van miniatuur weegschalen en dito winkelwagentjes. Geloofde niet in eigen succes!
Een paar dagen geleden drukte onze kleindochter Sofie mij een paar zakjes in mijn handen waarvan ik aannam, snoepkont als zij is, dat daar zoetigheid in zitten zou. Dat bleek niet zo te zijn. Sofie was met haar papa naar Albert Heijn geweest. In de zakjes basisspullen voor de miniwinkel. Slim als onze grootgrutter is, bedacht hij dat klanten vast en zeker bereid zijn de aanvullende stukken er bij te kopen. Dat bleek een understatement: binnen enkele weken was de voorraad uitverkocht terwijl voor een miniwinkelwagentje toch bijna twaalf euro moet worden neergeteld! Ik herinner mij nog het winkeltje van mijn zussen. Af en toe speelde ik mee en kreeg steevast de vraag, ik meen van Ria: "Zal ik uw boodschappen even inpakken meneer?" Ik moest het niet wagen ontkennend te antwoorden. Het spel draaide voor haar immers vooral om dat inpakken: zorgvuldig trok zij met haar dunne vingertjes een deel van de minipapierrol, scheurde dat af langs de blikken liniaal, waarna zij mijn pakje minivermicelli en het puntzakje krenten netjes inwikkelde. Het grappige is dat Riky met net zo'n winkeltje speelde. Zij bewaarde dat zorgvuldig en omdat onze kinderen het niet gebruikten is het nog in redelijke conditie, compleet met weegschaaltje en bijpassende miniatuurgewichtjes.
De nieuwbouwverkeersbrug is vandaag weer een stuk opgeschoven naar de Waal. Aan een van de pijlers wappert een felgeel met blauw afgezet stukje plastiek dat mij doet denken aan de theatervoorstelling gisterenmiddag. Die bezocht ik met enkele Zonnebloemgasten. De baas van ‘Circus Monetti’ is juist overleden als het gordijn opgetrokken wordt. Het grote gevecht om het leiderschap tussen broer en zus begint. Het personeel is echter al maanden onderbetaald en gebruikt de gelegenheid met de dieren te verdwijnen. Paniek alom. Dan verschijnt een buitenechtelijke zus voor nog meer trammelant...
Eind goed, al goed. Iedereen heeft genoten!
"Toch wel jammer," zeg ik tegen de laatste twee gasten die nog in mijn auto zijn, "dat we de leeuwen en de olifanten niet hebben zien optreden!". Mijnheer Van de B. kijkt mij glazig aan. Ik kan niet anders dan uitleggen dat dit een grapje was.

vrijdag 13 april 2012

Tijdmachine

Vrijdag de dertiende blijkt voor de Noord Koreaanse raketlancering verkeerd gekozen, maar voor mij een perfecte dag om te joggen. Ik heb niet zoveel met de combinatie van getal en dag. Hoewel, je weet maar nooit! Tenminste, als we Bas, de onderwijzer van Koen moeten geloven. Hij opende de maandsluiting van de basisschool met de bewering: “Wij geloven niet in vrijdag de dertiende, maar er kan vanmiddag nog veel gebeuren…!”
Nadat Koen het veertien dagen geleden vroeg, kwam hij mij er gisterenavond voor de zekerheid nog aan herinneren: “Opa je weet het nog hé? Het begint om kwart voor drie!” Zijn gezicht splijt in een blijde lach als hij mij in het publiek ziet. Ja, dat publiek: klas voor klas komt het de kleine aula binnen voor een zitplaatsje op de vloer. Langs de kanten enkele ouders en grootouders. Iedere klas vergroot de kakofonie. Deze ambiance brengt mij naar mijn derde klas in 1956...
Ik ben negen, zoals Koen nu. Ter ere van mijn onderwijzer, meester Van Gemert, mag mijn klas een spel opvoeren naar het lied ‘Daar kwam ene boer uit Zwitserland’. Over enkele dagen is het grote vakantie, dan gaat onze meester terug naar Maastricht. Wij, onze klas maar ook de jongens van de hogere en de lagere klassen, zijn blij met zijn vertrek. Wij hebben ervaren, of gaan ervaren dat ‘Stekeltje’ niet met zich laat spotten. Wij laten onze blijdschap natuurlijk niet aan de volwassenen blijken, maar zeker is: Van Gemert zou in de tijd van Koen zijn aangeklaagd wegens kindermishandeling.
Drie toppers uit de klas krijgen de rol van boer, snijerke en vrouwke te vertolken. De rest zingt in het koor. We hebben er veel op geoefend, met meester Dam de zang en meester Pannemans het spel. Op deze middag is de hele jongensschool feestelijk bijeen in de gymzaal. Ik herinner er mij niet veel van, vanwege mijn bijzondere rol: die van ezel. En dan ook nog het achterste deel van dat beest. Thijs heeft mazzel, hij draagt het ezelsmasker waarin gaten zitten voor zijn ogen. Als ezelsachterste zie ik niets dan een stukje vloer. Wij, ezel, gaan op handen en voeten, dat wil zeggen Thijs. Ik loop met mijn hoofd tussen zijn benen en mijn handen in zijn broeksband gehaakt. Op onze rug een grijs kleed en daarop plechtig de linnen doek. De boer voert ons aan de hand het lokaal binnen, waar ons gezelschap met gejuich wordt ontvangen.
Na afloop krijgt onze klas enthousiast applaus en houdt de hoofdonderwijzer een korte toespraak. Dan gebeurt het: meester Pannemans vraagt aandacht voor het bijzondere spel van de ezel. Daarop laat hij zijn vlakke hand met enige kracht neerdalen op het achtereind van het arme dier. Dat blijkt plotseling over buiksprekerskwaliteit te beschikken: het kontstuk schiet omlaag en roept in onvervalst Westfries: “Auw!” De jongensschool barst los in gejoel en handgeklap.
Mijn kleinzoon heeft het er veel beter afgebracht. Hij heeft tenminste tekst in zijn rol als kok. En hij heeft een speciale dans ingestudeerd en zingt bovendien mee in het koor. Een verstrooide professor heeft een tijdmachine uitgevonden. Samen met een meisje, die stage bij hem loopt, reist hij daarmee naar de toekomst en, belangrijker nog, naar het verleden, scènes die door Koen en zijn klasgenootjes worden uitgebeeld. Zo gaan zij onder andere naar de jaren zestig en daar aanbeland op weg naar Woodstock. Daar barst gitaarmuziek uit alle hoeken en dansen hippiejongens en –meisjes met warrige haarbossen.
Ik heb trots genoten. En Koen, ondanks jullie stormachtige spel ben ik nog steeds niet bijgelovig vanwege deze datum en dag: peace man!

dinsdag 10 april 2012

Continuïteit

Nog voor ik de Van Heemstraweg bereik functioneert mijn bril als een regenscherm, gelukkig beslaan de glazen niet zodat ik kan zien waar ik ren.
Ik was vanmiddag extra vroeg op mijn afspraakje met mijn zonnebloemvriend Nico. Ida, zijn partner, is naar de stad zodat we het rijk alleen hebben. Nou ja alleen? Ik word bij binnenkomst begroet door een fel hondenkoor. Van de maat houden hebben ze nooit gehoord en in deze disharmonie is niet te ontdekken wie dirigeert: ik denk Rex. De kakofonie stelt een duidelijk feit: eerst moet ik alle hondjes geruststellen. Dat doe ik graag!
Pas als de rust is neergedaald kan ik omzien naar Nico en gaan we thee en koffie zetten. Dat doen we samen in de keuken. Zorgzame Ida heeft de waterkoker reeds gevuld. Nico, steunzoekend aan zijn rolator, vindt een theezakje: hij kan maar net bij het onderste plankje van het keukenkastje. Vanwege deze betrekkelijk kleine moeite heeft hij hoorbaar extra zuurstof nodig. “Nou, een echte keukenhulp word jij niet meer,” kan ik niet nalaten hem te plagen. “Gelukkig niet!”, reageert Nico gevat. Ik schenk kokend water op het zakje, ondertussen loopt mijn bekertje vol koffie. Terwijl Nico zijn kop en schotel op het rolatorblad plaatst lacht hij hijgend: “Wij zijn nu echte huismannen, vind je niet?” Dat is misschien zo, toch laten we het bij deze ene taak en gaan er gezellig aan de huiskamertafel van uitrusten. Nico wijst op mijn mapje verhaaltjes en herinnert mij er aan dat ik er één zou voorlezen. Dat valt nog niet mee. We lijken wel pubers, zo onbedaarlijk moeten we lachen om de twee wilde eenden die tegelijkertijd seks met een wijfje willen. Van Nico kan ik dat begrijpen. Maar ook bij mij biggelen tranen over mijn wangen als we bij de alinea komen waarin de eenden zich moed in drinken aan de bar.
Op de Dijk fluiten de vogels optimistisch, zij scharrelen in het struikgewas dat is opgeschoten in het verwilderende gebied van de uiterwaard. Hun levenslust vertelt mij: het is lente hoor, trek je niets aan van het slechte weer! Ik volg dat advies trouw op en ren verder. Het regelmatige stampen van een pneumatisch heiblok zegt, ver voordat ik bij de verkeersbrug arriveer, dat de bruggenbouwers hun Paasreces hebben beëindigd. Voor de eerste keer ben ik getuige van het aanbrengen van het wegdek. Er hangt een smalle strook beton in de immense kraan. Deze betonnen stroken worden niet ter plaatse gefabriceerd, zoals ik dacht. Ze kwamen stuk voor stuk per dieplader  naar de bouwplaats. Van waar is mij niet duidelijk geworden: de Poolse werker sprak iets wat nog het meest op Duits leek. Vijfenvijftig ton per deel, zo meldt de oranje gehelmde werkkracht trots.
Terug naar huis maak ik opnieuw kennis met het bonte kalf. Het ligt samen met neefjes en nichtjes in een crèche die wordt bewaakt door twee oplettende moeders. De rest van de kudde staat dichter bij de rivier te grazen of ligt her en der in het natte gras om nog eens nauwkeurig op hun maaltijd te kauwen. Zij trekken zich van de wereld om hen heen niets aan, zo lijkt het.
Vanmorgen las ik bij Nu.nl dat COPD, de chronische longaandoening waaraan Nico al zoveel jaren lijdt, bij een kwart van de Maastrichtenaren werd gevonden die ouder is dan veertig jaar. Bij mensen boven de zeventig is dit zelfs meer dan veertig procent. Ik denk daaraan terwijl ik Nico aan zijn zuurstofflesje zie prutsen (lachen kost blijkbaar veel energie!) en besluit er maar niets over te zeggen. Met een nieuwe afspraak  waarborgen we continuïteit in onze relatie.

vrijdag 6 april 2012

Judas

Een Goede Vrijdag om hard te lopen, heerlijk beschenen door de lentezon. Op de Dijk valt mij op dat de pinksterbloemen vooral aan de kant van de rivier groeien. Zij kleuren de groene dijkhelling gaandeweg roze. De andere kant is vooral vriendelijk voor paardenbloemen. Voorlopig staan deze bloemen nog op korte steeltjes, vaak nog verborgen in hun bladrozet. Lopen achter op hun opponenten. Lang zal dat niet duren, maar zij zullen de hun toegewezen zijde niet van groen in roze kunnen veranderen: paardenbloemen geven nu eenmaal de voorkeur aan geel. Deze toekomstige bloemenzee heeft geen grote behoefte aan water. Dat is anders voor de nevengeul. Die smacht naar aanvulling: de bodem komt hier en daar onbarmhartig in zicht.
Vlak voor de verkeersbrug staat een fazant blikkerend in de zon. Dit haantje is al op zijn paasbest gekleed. Hij kijkt vast en zeker uit naar zijn afspraakje. In plaats van een van zijn woerhennetjes – het fazantenhaantje is overtuigd polygamist – ziet hij mij. Desondanks geniet hij van mijn aandacht, wacht mijn komst ademloos af. Ik vind het ook spannend te ontdekken hoe lang dit prachtige schepsel dit spel vol houdt. Elke nieuwe stap lijkt er één te veel. De afstand tussen mens en dier wordt snel kleiner, wij groeien ten opzichte van elkaar. Voor mij leuk, voor hem beangstigend. Nog een stap, nog een, dan zie ik zijn twijfel: zal ik op de vleugels gaan of maak ik me onmiddellijk uit de voeten? Het fraaie haantje kiest het laatste, trippelt met opgeheven kop en gestreken staartveren richting struikgewas. Dat doet hij zorgvuldig op zijn fazants: lichaam, hals en kop blijven bewegingloos. Door het hoge gras zijn de pootjes niet zichtbaar en lijkt het alsof hij op een lorrie staat, die hem in toenemende vaart de dijk af rijdt.
Dit subliem uitgedoste dier brengt mij terug naar een bezoekje gisterenmiddag. Ik ben op pad om Zonnebloemgasten waarmee ik het contact onderhoud, uit te nodigen voor de theatermiddag. Die is over goed twee weken in Wijchen. Doortje, laat ik haar huiselijk zo noemen, is gelukkig thuis, gisteren deed zij niet open toen ik met een mandje paasfruit aan haar voordeur stond. Zij nodigt mij binnen, blij met mijn komst. Het fruitmandje, nog ingepakt, staat prominent op tafel: haar buurvrouw heeft gedaan wat zij mij gisteren beloofde. Doortje gaat graag mee. We praten nog wat over Piet die in het afgelopen jaar is overleden. Dan vertelt de hoog bejaarde dame, in onvervalst Beunings, wat haar buurvrouw vanmiddag overkwam, zelf was zij op bezoek bij een zieke dorpsgenoot.
Bij Buurvrouw, zij hoopt dit jaar tweeënnegentig te worden, was een keurig geklede jongeman aan de deur. Hij vertelde haar dat hij een kleinzoon is van Doortje. Zijn ‘oma’ staat bij de benzinepomp op hem te wachten. Zij heeft dringend geld nodig. Buurvrouw laat de knaap binnen. Honderd euro, dat is het bedrag dat oma nodig heeft. Buurvrouw beschikt over kleingeld. Hij mag haar telefoon gebruiken en vraagt aan ‘de persoon aan de andere kant van de lijn’ of dit bedrag voldoende is. Nee dus!
“Ik vertrouw Doortje wel”, zegt Buurvrouw weifelend.
“'Tuurlijk!”, meent ‘kleinzoon’, “mijn oma is goudeerlijk!” Hij krijgt haar bankpasje en pincode. De ‘keurige jongeman’ belooft dat ‘oma Doortje’ het pasje subiet zal terugbezorgen. En het geld terugbetalen. Uiteraard!
Judas verraadde Jezus. Jezus wist dat Judas dat zou doen en gaf zich daaraan over. Buurvrouw is zeker van Doortje, dus zal Doortje’ ‘kleinzoon’ ook te vertrouwen zijn…!
We willen graag dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen wonen, maar hoe beschermen we hen tegen dit soort problemen?

woensdag 4 april 2012

Geluksladder

dinsdag 3 april 2012  Heerlijk om mijn hardloopschoenen aan te trekken en daarmee alles wat nog moet even te laten voor wat het is. Alles in dit verband zijn de taken voortvloeiend uit mijn vrijwilligerswerk. Daarmee kom ik tegemoet aan het economische model dat Bhutan, voorzitter van een zitting van de Verenigde Naties, voorstaat: Bruto Nationaal Geluk in plaats van Bruto Nationaal Product. De Zonnebloem poogt eenzaamheid vanwege handicap of ziekte te verzachten, waardoor onze gasten maar ook onze vrijwilligers blijer kunnen worden. En blijdschap is een van de factoren waarop BNG is gebaseerd.
Nederland scoort hoog op de wereldwijde geluksladder, zo hoorden we vanmorgen op Radio 1: ik stond mij nog slaperig te scheren. Volgens het World Happiness Report moeten wij Denemarken, Noorwegen en Finland voor laten gaan als het om voorspoed gaat. Ik moet toegeven dat dit bericht mij verraste: zo’n hoge graad van geluk terwijl ik dagelijks zoveel onderbuiken hoor, die ongelimiteerd gal spuwen over alles wat hen zogenaamd wordt aangedaan.
Hardlopend over de Hosterdstraat zie ik wel een vette hobbel voor voorzitter Bhutan, vermoedelijk een onderliggend addertje in het bericht: de hoge ranking die ons Nederlanders is toegedacht, is vooral te danken aan onze rijkdom. En die rijkdom is verkregen vanwege BNP, ons economisch model. Voorwaarde van dit model is echter dat er sprake is van groei, anders stort de boel als een kaartenhuis in elkaar. Die dwang levert voortdurend stress op met een negatief effect op ons geluksgevoel. Immers, verzaak je aan groei – bijvoorbeeld omdat je even wilt uitrusten – dan veranderd groei in stilstand en vervolgens in krimp! Dat maakt dat je moet lenen om jouw model (jouw levensstandaard) op peil te houden. Door die handelwijze moet je in economisch opzicht sterker groeien: niet meer alleen om de vaart er in te houden, maar ook vanwege rente en aflossing. Om die extra druk te verzachten bedachten we een truc: we losten niet af, waardoor de noodzaak om sneller te groeien kon worden uitgesteld en we toch in de race konden blijven. Aan later dachten we liever niet en nu later vandaag is geworden, groeit onze schuld ons over het hoofd.
Persoonlijk kan ik geen beter motief dan geluk bedenken om voor te leven. Hoe lang kun je doorleven en je tegelijkertijd ongelukkig voelen? Dus je uiterste best doen om gelukkig te zijn, is volgens mij de enig juiste levenshouding. Op de lagere school leerde ik het al: we leven op aarde om gelukkig te zijn. 
Uit het economische onderzoek, waaruit ons vanmorgen werd verteld hoe gelukkig wij zijn, blijkt tevens dat  Amerikanen niet gelukkiger zijn geworden gedurende de jaren dat zij hun BNP hebben zien verdrievoudigen. Wat voor Amerikanen geldt, gaat ook op voor ons en voor de rest van de wereldbevolking: rijk zijn maakt niet automatisch gelukkig. 
Pinksterbloemen kleuren de dijkhellingen zacht roze. Vooral vlak na de verkeersbrug vormen deze tere bloemen een dicht en fleurig dekentje. Kijk, daar heb je iets waarvoor wij niets investeerden. Er naar kijken bezorgt een blij gevoel. Gratis. Jammer dat ik geen camera bij mij heb om deze kleine geluksbrenger vast te houden als appeltje voor de dorst! 
Nog voordat ik weer thuis ben begrijp ik dat wij ons huidige economische model, waarop wij ons levensgeluk voor een belangrijk deel baseren, onhoudbaar is. Al was het slechts vanwege onze ongeremde greep in grondstoffen waarvan de bronnen beperkt zijn. Ik hoop dat de Bhutaanse premier de Verenigde Naties warm maakt voor een nieuw economisch model. Dat zou een goed begin zijn. Maar ik ben er niet gerust op, want ik hoorde er de rest van de dag niets meer over!