Vanmorgen
lag er weer één. Alle kleur was aan hem of haar onttrokken, volledig leeggezogen,
ingesponnen en troosteloos grijs achtergelaten onder de radiator.
Deze ontdekking keert weer bij mij
terug op het moment dat ik over de Hommelstraat ren, langs het keukenraam van
Marie (ik wil wel zwaaien maar dat heeft geen nut want haar gordijnen zijn nog
stijf gesloten.) Vroeg in de morgen zat ik op het toilet en was er al helemaal
klaar voor, voor een rondje hardlopen bedoel ik. (Altijd sluit ik met een gang
naar de WC mijn warming-up af, sinds mij een keer hoge nood
overkwam. Toen (zie ‘Moederliefde’)
moest ik uitwijken naar Het Roodslag en
het ‘zat’ daar veel minder comfortabel dan thuis op de bril. Zulke avonturen
probeer ik liever te voorkomen!)
Mijn tijdschrift had ik nog niet
geopend toen ik het – haar, hem – vanaf de bril zag liggen. Een stoffig grijs
pakketje onder de radiator op de tegelvloer, zoals ik er een aantal weken
geleden gedurende meer dan een week, bijna dagelijks één of meer vond. Na die
week werd ik het dagelijkse ritueel van oprapen en weggooien – soms op verzoek
van Riky – meer dan zat. Ben toen op zoek gegaan naar de dader. Met enige
moeite vond ik die. Het bleek duidelijk een mevrouw, een hongerige dame op acht
zeer lange, ranke benen. Zij zat verscholen achter de radiator. Blijkbaar zag
of voelde dit familielid van de trilspinnen mij, het gevaar, op haar afkomen
(je weet maar nooit wat zo’n Grote Trilspin voelt of met haar acht ogen – twee
keer drie en nog een paar daar tussenin – ziet); in een zenuwachtig dansende
gang, alsof er een windvlaag door het kleine vertrekje trok, probeerde zij een
goed heenkomen te vinden. Helaas voor juffrouw spin was zij gezien en mocht zij
‘buiten spelen’. Sindsdien vond ik geen ingesponnen pakketjes meer. Tot deze
morgen.
Naast Riky en mij wonen vele anderen in
ons huis. Anderen, te vatten onder de verzamelnaam Gedierte. Sommigen daarvan,
de meesten denk ik, blijven bescheiden en onzichtbaar op de achtergrond. Die
geven geen last. Of ze veroorzaken wel degelijk schade, maar dan weten we dat
niet (en dan deert het niet.) Anderen komen niet verder dan een vergeten,
aangebroken pak meel, onder of achter de plinten of in ons bed. Maar er zijn er
ook die het soms wagen opzichtig rond te dartelen alsof zij thuis en dus
volkomen op hun gemak zijn. Tot die laatste categorie behoorde het slachtoffer
van afgelopen nacht. Ik vermoed dat het via een van de ontluchtingsroostertjes van
buiten naar binnen is getrokken, nadat het een poosje domicilie in de
kruipruimte genoot en langs een van de buizen naar boven is gekropen.
Er was een tijd dat ik een hekel aan
pissebedden had. Totdat ik begreep hoe nuttig zij voor ons mensen zijn. Zij
ruimen (plantaardige) rommel in de natuur op en helpen schimmel en rotting
tegen te gaan. Daarmee staan zij aan de basis van luchtige en bemeste akkers. Wij
doen er dus goed aan om een beetje van hen te houden.
Spinnen houden ook van pissebedden,
maar dan op een andere manier.
In ons kleinste kamertje kunnen pissebedden
niet lang overleven omdat het daar te droog voor hen is (zij hebben vocht nodig
om te kunnen ademen). Als ik er een aantref zet ik het weer terug in de tuin.
Een paar honderd meter verder langs de
Hommelstraat staat een pop achter een geïmproviseerde marktkraam. Sara. Stand-in
voor Geurtje die vandaag, of misschien was het gisteren of eergisteren, vijftig
jaar is geworden.
In haar groteske houding en opmaak ziet
deze Sara er in zeker opzicht net zo troosteloos uit, vind ik, dan de
gemummificeerde pissebed die ik vanmorgen verwijderde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten