Nog voordat
ik hardlopend de Van Heemstraweg bereik laat ik mij wegzakken in het verhaal over
Flip (daartoe geïnspireerd door het krantenbericht
‘Restauratie tovert walvis op schilderij’.)
Hans kijkt nog eens naar het portret
van zijn gelukzalig glimlachende broer met een konijn dat er eerder niet was,
op zijn schoot. Hij liet het kort na de dood van zijn moeder reinigen en restaureren
door Geertrui, een vriendin die bij het Westfries Museum werkt. Alex, de broer
die hij niet heeft gekend en over wie men in het gezin nooit sprak, is elf als
hij bij heeroom logeert. Bij die gelegenheid is dit raadselachtige portret
geschilderd. Toen Geertrui hem opgewonden vertelde dat er een konijn
tevoorschijn kwam verbaasde dat Hans niet. Hij wist, er is iets met dit
portret. Nu vallen de puzzelstukjes in elkaar.
Terwijl Hans het schilderstukje opbergt
flikkeren de ogen van het konijn, of verbeeld hij zich dat…
Oom Jan, pater Jan, laat Alex zoveel
mogelijk van Parijs zien. De week vliegt voorbij. Het gebeurt op een kleine
markt aan de Quai Voltaire, een spierwitte Lotharinger, zwarte snoet, oren en vlekken
rond zijn ogen, zal het leven van Alex drastisch veranderen.
“Kijk, oom Jan”, roept hij enthousiast
en wijst op een klein, wit met zwart konijn. Een Hollander weet oom Jan.
Oom krabt zich het hoofd. Hoe krijgen
zij dat diertje mee in de trein? Dat probleem wordt opgelost, de koop gesloten.
Alex mag zijn konijn zelf uit de kooi tillen. Hij reikt naar de kleine knager. Maar
het zachte dier dat hij tegen zijn borst vleit is niet de Hollander. Deze is
veel groter en heeft een zwarte snoet. In een opwelling probeert Alex zijn
vergissing te herstellen. Dat lukt hem niet. Gedurende een paar tellen voelt
hij het konijn heftig rillen dan is het volkomen op zijn gemak. Het lijkt alsof
zij al jaren maatjes zijn. Ook de verkoper en oom Jan verwonderen zich over
deze vreemde gang van zaken. Even later vervolgen zij hun weg. Nu gedrieën.
Later die dag ontmoeten zij een opdringerige
portretschilder.
Maanden verlopen. Alex besteedt steeds
meer tijd aan zijn konijn, aan Flip. Waar hij eerder vader hielp of met zijn
kleine zusje stoeide, zo vaak als hij kon, trekt hij er nu met Flip op uit.
Zijn moeder ergert zich aan zijn gedrag en aan het dier. Waar Flip met haar
zoon gaat gebeuren vreemde dingen. Een resterend gebakje verdwijnt. Soms mist
zij geld uit haar beurs. Op school gaat het minder.
Anderhalf jaar na Parijs, een zaterdagmorgen,
vraagt moeder Alex bakpoeder te halen in het buurtwinkeltje. Gewoontegetrouw
gaat zijn konijn mee. In zijn hoofd hoort hij Flip zeuren: “De kassalade is
los!”, als de winkelierster naar de voorraadkamer achterin gaat. Later diezelfde
dag, klinkt een heftige discussie beneden.
Zelfs zijn moeder gelooft hem niet echt.
“Er was één klant, jullie Alex, en nu
mis ik geld.”
Zij controleren zijn kamer. Alex kijkt
schuldbewust naar Flip. Moeder jaagt het dier uit de stoel. Niets vinden zij,
of het moet dat grijsblauwe snippertje zijn.
Enkele maanden nadien dwingt Flip hem
naar de kamer van zijn zusje. Moeder vindt er Alex met een kussen in zijn hand.
Zijn wangen kleuren rood.
Diezelfde avond zit Alex op zijn bed.
Zijn oor gloeit na. Nooit eerder sloeg moeder hem. Vertwijfelt kijkt hij naar
Flip. “Jij doet ons dit aan!” Dikke tranen rollen over zijn wangen. Flip likt
ze weg.
Diep in de nacht slaat Flip met zijn
poten. Hij wordt niet gehoord.
De volgende morgen verschijnt Alex niet
aan de ontbijttafel. Vader vindt hem op zolder. Schreeuwend rent hij naar de
kooi van Flip. Die slaat zijn tanden in diens stevige arm en ontsnapt. Maar
niet aan de laars van moeder…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten