Terwijl ik de voordeur achter mij dichttrek krijg ik het
gevoel dat het veel vroeger is, maar dat komt niet overeen met de tijd die mijn
horloge wijst. Het zullen de snel overtrekkende buien zijn die het zonlicht
hinderen. Regendruppels plensden zojuist nog op het dakvenster. Nu is het droog
zodat de pet op mijn hoofd voelt alsof ik met opgestoken paraplu in de
zonneschijn wandel. Ach, wat maakt het ook uit.
Pas op de Waalbandijk merk ik dat het flink waait. Ik moet
moeite doen om er tegenin te rennen. Minstens zoveel energie kostte het om
mijzelf uit een droom los te scheuren toen de wekker zich liet horen. Is dat
nog maar een klein uur geleden?
Nu ik aan die ochtenddroom terugdenk, terwijl naast mij een
van de pony’s enthousiast met mij mee rent, komen flarden daarvan weer bij mij
terug: ik moet kost wat kost een architect helpen bij een nieuwbouwplan. Hij
loopt al een paar straten lang achter mij aan met een paar rollen papier onder
zijn arm.
“Hier is het!”, roept hij en opent een enorme glazen deur. Ik kijk rond; zie nergens een plek waar ik mijn fiets kan stallen (terwijl ik hier lopend arriveerde!) “Zet hem maar op de standaard, de portier zorgt er wel voor,” raadt de architect mij aan.
Maar mijn fiets valt gemakkelijk. De fietsstandaard is waarschijnlijk te kort of verkeerd gemonteerd – ik was direct jaloers op de standaard aan de ‘nieuwe’ fiets van Riky, die staat zo wijd dat haar fiets zelfs met volle fietstassen stevig blijft staan. Maar dat terzijde.
Terwijl wij een grote ruimte betreden hoor ik mijn fiets vallen. Ik kijk achterom maar zie niets. Het volgende moment zit ik aan een grote werktafel. Alleen. Ik voel een enorme inspiratie, word vervuld door een geweldig plan, een revolutionair idee.
“Hier is het!”, roept hij en opent een enorme glazen deur. Ik kijk rond; zie nergens een plek waar ik mijn fiets kan stallen (terwijl ik hier lopend arriveerde!) “Zet hem maar op de standaard, de portier zorgt er wel voor,” raadt de architect mij aan.
Maar mijn fiets valt gemakkelijk. De fietsstandaard is waarschijnlijk te kort of verkeerd gemonteerd – ik was direct jaloers op de standaard aan de ‘nieuwe’ fiets van Riky, die staat zo wijd dat haar fiets zelfs met volle fietstassen stevig blijft staan. Maar dat terzijde.
Terwijl wij een grote ruimte betreden hoor ik mijn fiets vallen. Ik kijk achterom maar zie niets. Het volgende moment zit ik aan een grote werktafel. Alleen. Ik voel een enorme inspiratie, word vervuld door een geweldig plan, een revolutionair idee.
Ik vraag mij af hoe dat kan. Hoe een droom door kan werken
alsof je niet wakker bent geworden. Hoe een deel van zo'n droom als het ware
doorloopt in de handelingen van alle dag. ‘Voer voor psychologen’, denk
ik, en word daarin bevestigd door in staccato gegil of geblaf. Waar ik ook
kijk, ik zie de veroorzaker daarvan niet. Het komt dichterbij en lijkt nu op
het gakken van ganzen, maar wel zoals ik nog niet eerder hoorde. Há, nu klinkt
het vlakbij. Twee ganzen, veel wit en zwart, vliegen vlak over mijn hoofd. Ik
hoor zelfs het suizen van hun lange vleugelpennen, ondanks de opgewonden kreten
die klinken zoals de waakzame chihuahua's van Nico en Ida. Zij, het zijn
brandganzen, plonzen met veel misbaar na elkaar in het water van de Loenensche Wel waar zij hun commentaar of
meningsverschil ononderbroken voortzetten.
Of deze brandganzen het er mee eens zijn of niet, het blijft
vreemd als een droom overgaat in realiteit. Mijn vernuftige plan deed ik uit de
doeken door tientallen vellen papier van ongeveer twee bij twee meter, te
vullen met fel gekleurde vlakken als abstracte schilderingen van Piet
Mondriaan. Daartussen legde ik duizenden snippers, aan twee zijden gevuld met
handgeschreven teksten, zoals boterhammenworst tussen boterhammen. Steeds
opnieuw probeerde ik deze tekstfragmenten met de kleurvlakken te verbinden.
Eindeloos.
Toch vind ik het jammer dat mijn briljante plan een illusie bleek!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten