vrijdag 3 januari 2014

Boterhammenworst

Terwijl ik de voordeur achter mij dichttrek krijg ik het gevoel dat het veel vroeger is, maar dat komt niet overeen met de tijd die mijn horloge wijst. Het zullen de snel overtrekkende buien zijn die het zonlicht hinderen. Regendruppels plensden zojuist nog op het dakvenster. Nu is het droog zodat de pet op mijn hoofd voelt alsof ik met opgestoken paraplu in de zonneschijn wandel. Ach, wat maakt het ook uit.
Pas op de Waalbandijk merk ik dat het flink waait. Ik moet moeite doen om er tegenin te rennen. Minstens zoveel energie kostte het om mijzelf uit een droom los te scheuren toen de wekker zich liet horen. Is dat nog maar een klein uur geleden?
Nu ik aan die ochtenddroom terugdenk, terwijl naast mij een van de pony’s enthousiast met mij mee rent, komen flarden daarvan weer bij mij terug: ik moet kost wat kost een architect helpen bij een nieuwbouwplan. Hij loopt al een paar straten lang achter mij aan met een paar rollen papier onder zijn arm.
“Hier is het!”, roept hij en opent een enorme glazen deur. Ik kijk rond; zie nergens een plek waar ik mijn fiets kan stallen (terwijl ik hier lopend arriveerde!) “Zet hem maar op de standaard, de portier zorgt er wel voor,” raadt de architect mij aan.
Maar mijn fiets valt gemakkelijk. De fietsstandaard is waarschijnlijk te kort of verkeerd gemonteerd – ik was direct jaloers op de standaard aan de ‘nieuwe’ fiets van Riky, die staat zo wijd dat haar fiets zelfs met volle fietstassen stevig blijft staan. Maar dat terzijde.
Terwijl wij een grote ruimte betreden hoor ik mijn fiets vallen. Ik kijk achterom maar zie niets. Het volgende moment zit ik aan een grote werktafel. Alleen. Ik voel een enorme inspiratie, word vervuld door een geweldig plan, een revolutionair idee.
Zelfs terwijl ik mij aan de wastafel sta te scheren, onderwijl mijn baanbrekende plan nalopend, beoordeel ik deze nachtelijke voorstelling als een waardevolle inval. Mijn ontbijt en de krant, vooral de krant met het teleurstellende bericht op de voorpagina van de Gelderlander – de regionale burgemeesters voelen niets voor een algeheel knalverbod, persoonlijk, ja, maar als burgervader, nee! (wat is dat nou voor een standpunt?) – bracht mij pas naar de realiteit van deze nieuwe dag, ontnam mij de genialiteit van mijn droomplan.
Ik vraag mij af hoe dat kan. Hoe een droom door kan werken alsof je niet wakker bent geworden. Hoe een deel van zo'n droom als het ware doorloopt in de handelingen van alle dag. ‘Voer voor psychologen’, denk ik, en word daarin bevestigd door in staccato gegil of geblaf. Waar ik ook kijk, ik zie de veroorzaker daarvan niet. Het komt dichterbij en lijkt nu op het gakken van ganzen, maar wel zoals ik nog niet eerder hoorde. Há, nu klinkt het vlakbij. Twee ganzen, veel wit en zwart, vliegen vlak over mijn hoofd. Ik hoor zelfs het suizen van hun lange vleugelpennen, ondanks de opgewonden kreten die klinken zoals de waakzame chihuahua's van Nico en Ida. Zij, het zijn brandganzen, plonzen met veel misbaar na elkaar in het water van de Loenensche Wel waar zij hun commentaar of meningsverschil ononderbroken voortzetten.
Of deze brandganzen het er mee eens zijn of niet, het blijft vreemd als een droom overgaat in realiteit. Mijn vernuftige plan deed ik uit de doeken door tientallen vellen papier van ongeveer twee bij twee meter, te vullen met fel gekleurde vlakken als abstracte schilderingen van Piet Mondriaan. Daartussen legde ik duizenden snippers, aan twee zijden gevuld met handgeschreven teksten, zoals boterhammenworst tussen boterhammen. Steeds opnieuw probeerde ik deze tekstfragmenten met de kleurvlakken te verbinden. Eindeloos.
Toch vind ik het jammer dat mijn briljante plan een illusie bleek!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten