dinsdag 14 januari 2014

Tegenprestatie

Op de Tempelstraat maken drie wilde eenden, een vrouw en twee mannen, zich bij mijn nadering uit de voeten. Deze drie hebben, in navolging van de nabije elzen, al de voorjaarskolder in de kop.
Het eerste alarm wordt afgegeven door het vrouwtje. Onder verontwaardigt gesnater zoekt zij heftig waggelend de waterkant op. De eerste woerd let in het geheel niet op mij, heeft slechts oog voor haar, volgt, met trots geheven glanzend groene kop, op snavellengte waar zij gaat, alsof hij aan zijn witte halsband wordt voortgetrokken. Het tweede mannetje, ondanks zijn timiditeit concurrent van nummer één, heeft in deze kwartminuut reeds een paar meter achterstand opgelopen: hij twijfelt, vraagt zich af of hij het brede stuk asfalt nog voor mij langs kan oversteken. Durft zo’n waagstuk toch niet uit te voeren en kiest zijn vluchtweg achter mij om. Aan de kleur van zijn kop ligt het niet, die glanst zo mogelijk nog feller groen en ook zijn eerbiedwaardige halsbandje lijkt van een stralender wit, en ondanks zijn verlegen aard, krullen zijn staartveren hoger op dan die van zijn brutale opponent. Hij weet zelf niet hoe mooi hij is. De krachtige spurt die hij trekt maakt duidelijk dat hij een volhouder is, het is dan ook zeer de vraag wie van de twee met de willige eend zal paren.
Wie ook de gelukkige wordt, over vijf tot zes weken zou ik zomaar getuige kunnen zijn van de eerste zwemlessen voor pasgeboren eendenkuikentjes!
Terwijl ik verder ren, inmiddels tussen wintertarwevelden links en rechts, hoor ik opgewekt gekwebbel van een andere watervogel. Ontdekken doe ik hem nog niet. Bovendien moet ik oppassen om niet in hondendrollen te trappen. Dit stukje buitenweg is er over een relatief korte afstand van vergeven weet ik, in verschillende stadia van verval en in sommigen werd reeds een uitglijder gemaakt (nooit door mij.) Het moet een groot soort hond zijn die hier vaak permissie krijgt. Nog nooit zag ik hoe en door wie. Ik weet ook niet of ik, in geval ik er wel getuige van mag zijn, baasje of bazinnetje zal informeren over de afspraak in onze gemeenschap.
Er bestaat een waterdichte methode om hondenbezitters, die nog niet goed op de hoogte zijn van hoe het hoort, te achterhalen. Ik las er over via Nu.nl: in Napels moet men bloedmonsters van hun huisvriendje laten afnemen. De gemeente kan DNA-monsters van uitwerpselen op straten en pleinen nemen, met behulp van de hondendatabank de eigenaar van het dier opsporen en hem of haar de oren wassen.
Peinzend over de vormgeving van een nuttige ‘honden-brigade nieuwe stijl’ ren ik verder en wordt het gekwebbel helderder. Dáár zitten zij! Op die dikke horizontale tak in de kroon van de peppel waaruit een van de laatste herfststormen veel takken verwijderde, vindt een kolganzenpaartje een comfortabele zit. Vanaf hun hoge uitkijkplaats kunnen zij dit gedeelte van de Hommelstraat geheel overzien, geven zij commentaar op mijn overdenkingen, maken zich vrolijk over het feit dat ik hen nog steeds niet in de smiezen heb, terwijl zij mij gestaag naderbij zien komen. Ik voel hoe zij tegen haar vriendje snoeft over de voortreffelijkheid van haar vlerken ten opzichte van die armzalige benen van die hardloper daar, waarbij zij mij bedoelt! En in mijn hart geef ik haar gelijk, zou ik dat paar graag even van haar lenen!
Zie hen daar zitten! De specifieke zwarte banden op hun borst lichten scherp op, geven hen het trotse uiterlijk van twee met ambtsketenen omhangen burgemeesters, in afwachting van hoog bezoek.
En als om mij te bewijzen over welke sublieme technieken zij beschikken vliegen de kolganzen bij mijn nadering soepel op, mij onafgebroken inwrijvend: ‘Zie je wel, zie je wel, zie je wel, …!’
Ik zie het, roep ik hen na. En dat laat onverlet dat er misschien mensen kunnen worden geïnteresseerd die zinnige klussen willen doen als tegenprestatie voor hun uitkering. Bijvoorbeeld het nemen van hondenpoepmonsters!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten