Het
fijne van wachten is dat je rust hebt om een beetje om je heen te kijken. En nee,
wachten lukt niet onderwijl je bezig bent met een rondje hardlopen, zoals ik nu.
Maar daarom kan ik wel ongestoord terugdenken aan zo’n moment van wachten.
Het was een paar dagen geleden dat wij
in een restaurant wachtten op het uitserveren van onze bestelling. We waren
reeds voorzien van een kopje koffie en een glas fris, zodat het wachten op
zichzelf al niet onaangenaam was. Al snel nadat de ober onze verfrissingen had
geserveerd kwamen zij binnen, het oudere echtpaar. Zij werden voorafgegaan door
twee enthousiaste kinderen, een jongen en een meisje. Zij riepen hun
grootouders toe terwijl die zich nog buiten de restauratie bevonden (vrij
vertaald): “Nemen we deze hoektafel?”
“Nee,” zegt het meisje, “hierop staat
dat het is gereserveerd!” Zij laat haar jongere broertje een kaartje zien dat
op het betreffende tafeltje staat (het lijkt mij hetzelfde kaartje als dat op
onze tafel. Het prijst een plaatselijk bier aan en legt uit op welke
wijze dat gebrouwen is.)
“Deze dan?”, schreeuwt het jongetje, “of
deze?” En om zijn woorden kracht bij te zetten gaat hij in de muurbank achter een
ander tafeltje zitten, het eerste in een rij van drie nog vrije tafels. “Kom
maar opa, kom hier maar zitten. Dit is absoluut de beste zitplaats die je maar
kunt hebben.”
De kleine jongen ziet zijn opa, die
moeizaam binnen komt schommelen, naar het hoektafeltje kijken waarop hij zelf als
eerste zijn keuze liet vallen en roept opgewonden: “Nee opa, dat tafeltje is
besproken!” Terwijl opa ons lachend aankijkt, als om de druktemakerij van zijn
kleinkinderen te vergoelijken, loopt hij het zogenaamd gereserveerde tafeltje
voorbij en schuift zichzelf moeizaam op de muurbank, waarbij zijn kleinzoon
plaats voor hem maakt door op te schuiven. Een dameshandtas en een vestje legt
hij naast zich op de bank.
Kleindochter intussen, aarzelt nog. Kiest
zij voor het tafeltje waaraan opa en haar broertje reeds plaatsnamen? Misschien
toch liever het tweede tafeltje in die rij? Of wordt het het derde, laatste
hoektafeltje. Voordat zij haar keuze heeft gemaakt komt oma binnen. Zij heeft
duidelijk nog meer moeilijkheden met lopen dan haar man, aarzelt even bij het
eerste tafeltje en waggelt recht op het derde, laatste hoektafeltje af. Opa en
kleinzoon kijken gespannen toe.
Het tafereel speelt zich af alsof wij
ereloge zitten, alsof het speciaal voor ons wordt opgevoerd. Ik houd
ondertussen mijn adem in. Hoe gaat dit aflopen?
“Hier oma, hier kunt u zitten”, roept
het joch luid en wijst op de stoel tegenover hem. Oma hoort hem niet. Zij
wringt zich met moeite tussen het middelste en derde tafeltje, dat vervaarlijk
wankelt doordat de ruimte gezien oma’s omvang te krap bemeten is. Opgelucht
zuchtend laat zij zich op het bankje zakken en schuift zichzelf achter het
middelste tafeltje.
Opa geeft zijn vrouw ondertussen met
gebaren aan dat zij het beste tegenover hem kan plaatsnemen, maar ziet gelaten
aan hoe zij hem en zijn kleinzoon negeert, hoe zij haar eigen keuze maakt. Definitief. Opnieuw lacht hij naar ons. Verontschuldigend, zo komt het op ons
over. Daarop vraagt hij haar om bij hen te komen zitten (het meisje wacht nog
steeds af, net zoals wij.)
“Nein,”
bitst oma “ich bleiben sitzen, wo ich sitze!“ en zij gebaart dat haar man tegenover haar moet plaatsnemen. Kleinzoon
schuift op naar oma en (ook) opa kiest eieren voor zijn geld. Terwijl hij schaapachtig
naar ons lacht neemt hij tegenover zijn vrouw plaats en legt haar handtas naast
zijn kleinzoon op de bank.
Als
wij opstappen hoor ik Riky vragen “Wil je mijn tas dragen?” Gelukkig verstond
ik haar verkeerd: “Wil je mij mijn tas aangeven?”
Natuurlijk wil ik dat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten