Als uit
het niets doemt een wandelaar voor mij op. Hij loopt in dezelfde richting over
de Waalbandijk. De afstand tussen ons is nog groot, toch kan ik zien dat hij lang
en slank is. Hij loopt snel. Dat maak ik op uit het feit dat ik slechts
langzaam op hem inloop. Ik ontkom er niet aan de slinkende afstand nauwlettend
gade te slaan.
Geleidelijk maar traag wordt de kloof kleiner. Het lijkt alsof ik naar een bootje kijk dat ondanks een te sterke
stroom toch enige vaart maakt. Eindelijk nader ik hem. Op zijn hoogte houd ik
in door kleinere passen te maken.
Gedurende een paar honderd meter ren ik
naast hem mee. De ruige kop van de snelle wandelaar doet een ouder persoon
vermoeden dan hij in werkelijkheid is. Afgelopen vrijdag nam hij afscheid van
zijn werk wegens vervroegd pensioen.
Uit niets blijkt dat de wandelaar zich van
mijn gezelschap bewust is. Misschien is dat te wijten aan de doppen in zijn
oren, hoewel daaruit geen geluid van radio of muziek naar buiten lekt. Ook de
omgeving lijkt ongezien aan hem voorbij te gaan. In de korte tijd waarbinnen ik hem
bereik en wij contactloos samen oplopen, passeren wij een konikpaard dat met
haar veulen stoeit. Hij ziet het niet, zijn blik blijft gehecht aan de verre
horizon.
Pas als ik, door hem te groeten, mijn
aanwezigheid kenbaar maak, kijkt de man op.
Hij erkent op de grens van wandelen en
joggen te lopen. Zijn verklaring doet vermoeden dat hij niet zo snel loopt
omdat hij snelwandelen zo’n plezierig bezigheid vindt, het is eerder een vorm
van een heilig moeten: “Dan schiet het lekker op!”, meent hij, en “Je moet toch
iets doen om de tijd door te komen?” Dus, snel of gezapig, wandelen moet. Hij ontkomt
er niet aan. Het is vanwege een nieuwe heup en een paar versleten wervels (terwijl
hij daarover vertelt zie ik iets over zijn gezicht glijden dat op trots kan
duiden. En dat mag best. Het is moeilijk om te wennen aan een nieuw lichaamsdeel.
En om zodanig te revalideren dat zo’n stevig wandeltempo mogelijk maakt.)
Eigenlijk wilde ik je helemaal niet over deze ontmoeting vertellen, maar voordat de wandelaar op mijn netvlies
verscheen, dacht ik na over Post.nl. Dat
had alles te maken met een ervaring tijdens onze laatste vakantie, waaraan ik
herinnerd werd door een krant die bij een van de huizen langs de Tempelstraat, uit
de brievenbus stak. In Goldisthal, Thüringer Wald, kun je te versturen post namelijk
ook in je eigen brievenbus stoppen (bijvoorbeeld als je vindt dat de openbare
bus te ver weg is.) Dit maak je kenbaar door een van de brieven een stukje naar
buiten te laten steken. Je post wordt door de postbezorger meegenomen.
Ik vind het erg leuk om post te
ontvangen. Liefst brieven en kaarten, maar als het niet anders is zijn
rekeningen ook goed. Op maandagen wordt in Nederland niet meer bezorgd. Hoewel
dat al een hele poos zo is, wen ik daar maar slecht aan. Dus als de brievenbus
kleppert begin ik spreekwoordelijk te kwijlen, zoals het reflexmatig kwijlen
van Pavlov’s hond. Zelfs op maandagen.
De dienstverlening van Post.nl krimpt stilletjes. Tenminste wat
briefpost betreft (die rond pakjesbezorging daarentegen breidt zich verder uit.
Het postbedrijf denkt zelfs over bezorging op zondagen!) Niet alleen de
bezorging wordt minder, ook veel brievenbussen verdwijnen uit het straatbeeld.
Evenals specifieke servicepunten. De visie van Post.nl luidt: ‘Rekening houden met een aantal trends’. In deze
visie nemen sociale media de functie van briefbezorging over.
“Zo, ik ga er weer vandoor,” meld ik de
snelwandelaar, en ik wens hem nog veel wandelplezier (hoewel ik aan zijn
plezier twijfel). Hij wenst mij iets soortgelijks. Te laat realiseer ik mij dat
ik hem had moeten vragen: Was u postbezorger?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten