dinsdag 20 augustus 2013

Vlinder

Wat is het heerlijk fris! Ik kies, nu bewust, voor de Kloosterstraat, als afgelopen vrijdag. Op de rotonde kijk ik even over mijn linkerschouder zodat onmiddellijk een fietsende dame in mijn ooghoek opduikt. Dat deed ik bijna te laat! Bijna is goed, hoewel de vrouw in kwestie misschien wel geschrokken is. Dat hoor ik dan wel vandaag of morgen: na enkele meters hoor ik: “Dag Siem!”, en dat kan maar een persoon zijn: Jacqueline! Nog in Wadway werd ik via Siempie Siem. Later kwam ik daartegen in opstand en eiste mijn oorspronkelijke naam terug – misschien wel doordat mijn oudste zus niet langer luisterde naar Sientje, zij werd Ina. Maar dit terzijde.
Jacqueline mag doen wat zij wil. Ik groet haar haastig – het overige verkeer verdient mijn aandacht evengoed – en wens haar in stilte een prettige werkdag.
De opgang naar de Waalbandijk oogt kaal. De bermen zijn gemaaid waardoor de wilde cichorei treurig ligt te verhooien: hun leven is onverwacht ingekort. Een beetje van hun gemoed lekt in mij terwijl ik automatisch richting Tacitusbrug ren en iets dat opvalt in mijn rechter ooghoek meen te zien. Nu is er wel degelijk iets bijzonders: richting Weurt is een ware kaalslag in de uiterwaard gepleegd. Honderden bomen liggen gekapt. Meest langgerekt gestapeld. Tegenover de plaats van het voormalige boerderijtje van de familie Willems wandelt een man met zijn hond. Af en toe staat hij stil om uit te kijken over de kapplaats. Nog enkele tientallen meters van hem verwijderd schiet een konijn laf onder een overgebleven strook ruige begroeiing om zich daar, vermoedelijk, plat tegen de grond te drukken.
De man veronderstelt, evenals ik dat doe, dat het project ‘Ruimte voor de rivier’ nu echt gestart is. Hij, noch zijn kalme hond, kan mij echter vertellen hoe de nevengeul zal lopen – hoewel het dier, als in antwoord op mijn vraag, een keer kort en diep blaft. Ik zie evenwel dat de benner sennen dat doet in reactie op de wederkomst van de knager, die vervolgens onaangedaan op zijn gat gaat zitten, zijn oren opsteekt en ons verwonderd aan gaat staren; het is moediger dan ik meende, dat konijn bedoel ik.
We nemen afscheid en ik ren verder langs een beduidend doorzichtiger uiterwaard dan enkele weken geleden. Duizenden stammen wacht vervoer (naar de verbrandingsoven van de elektriciteitscentrale?) en takken zijn op grote hopen gebulldozerd. Vanuit verschillende richtingen hoor ik motoren van kettingzagen. Op sommige plekken zijn hele bosschages gekortwiekt als overmaatse ligusterheiningen. Het lijkt alsof daar een bulldozer of graafmachine werd ingezet, voorzien van een reuzenkettingzaag. Dan valt mij op dat het over het algemeen oudere bomen zijn die ongemoeid werden gelaten. Wellicht om toch een aantrekkelijk landschap over te houden, maar is dat wel verstandig? Immers, gisteren leerden we, via Nu.nl, dat juist oudere bomen, vanwege vertragende groeisnelheid, minder CO2 opnemen.
Ik ren inmiddels bij de T-kruising met de Distelakkerstraat en besluit impulsief linksaf te gaan. Deze weg voert naar de oude steenfabriek Bunswaard. De bestrating wordt gaandeweg slechter en ik kan het fabrieksterrein helaas niet bereiken: ‘Streng Verboden Toegang’.
Vlak na dat bord – ben ik nu in overtreding? – ga ik opnieuw linksaf. Dit bemodderde weggetje voert dieper het ruige terrein in. Hier is niet gekapt. Het hellende pad verandert in een natuurlijke tunnel. Links en rechts groeit reuzenbalsemien, vooral op plaatsen waar zonlicht door kan dringen. Ik ploeter door. En juist nu, nu de balsemienen hoog boven mij uit naar de hemel reiken, begint het griezelig te worden; voel ik mij als het ondernemende jongetje uit ‘Erik of het klein insectenboek’ (Godfried Bomans): “Ik wil hier uit,” zei Erik, “ik wil naar boven, hoog in de lucht. Morgen vertrek ik, op den rug van een vlinder.”
Ik wacht morgen niet af, noch een vlinder die mij dragen wil, en ren via het wrakke pad naar de dijk, weg uit deze bloemige omlijsting! Naar huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten