Vanmorgen
moest ik de wekker helpen bij het aflopen. Dat is toch niet normaal! Natuurlijk
kende ik dit defect niet, anders had ik er voor gezorgd wakker te zijn voordat het
ding moest presteren. Nou ja, heel erg was het niet want we hebben vakantie! En na onze wandeltocht
bleef er nog genoeg tijd over om te gaan rennen.
Terwijl
ik een schitterend landweggetje bestijg, met links en rechts oude
vakwerkboerderijen, beland ik in gedachten bij het nemen van een bad in
combinatie met elektriciteit. Waarschijnlijk omdat Riky van plan is onderwijl een
bad te nemen en ik net het verhaaltje In
de klem van Stephen King las. Om zijn aartsvijand te treiteren smijt de
hoofdpersoon een föhn bij hem in zijn jacuzzi.
Vlak voordat ik het kunstwerk van Timm Ulrichs
bereik (zie Opvoeding) wordt ik door
twee pick-ups gepasseerd. Dat is uitzonderlijk, want dit is maar een smal weggetje. Rondom staan al enkele
personenauto’s en een klein vrachtwagentje volgeladen met struiken. Ik ren er
voorbij en vraag mij af wat er gaat gebeuren. Heb er eigenlijk al direct spijt
van dat ik het niet ben gaan vragen. Ik hoop dat zij er straks nog zijn.
Na een
paar honderd meter ben ik weer terug bij het bubbelbad uit In de klem en daarmee in onze ‘badkamer’ thuis in
Wadway. Wij hadden natuurlijk geen bad en van zo’n jacuzzi hadden we nog
nooit gehoord. In 1960 bestonden die zelfs nog niet. Hoewel, je weet maar nooit
waar de rijken zich in die jaren mee bezighielden! Maar dat terzijde.
Het was zaterdag – dat weet ik zeker want wij wasten ons één keer per week van top tot teen. In 1960 deden we dat in een lavet. Mijn broer Jan was net vóór mij. Ik ben mij al aan het uitkleden als er een ijselijke gil uit het washok klinkt. Jan schreeuwt dat hij schokken krijgt. Ik ren naar mijn grote broer Rem die voor aannemer aan het leren is. Hij weet vast wel raad, hij kan alles oplossen! Rem is nog in zijn werkpak. Daarin is ruimte voor veel verschillend gereedschap. Hij steekt een klein schroevendraaiertje in Jan’ badwater waarbij een lichtje gaat schijnen. “Ja,” bevestigt hij, “stroom!” Vervolgens duwt hij dat ding tegen de buitenmuur. Nu licht het miniatuurlampje in de schroevendraaier – voor mij een technisch wonder – veel feller op. De hele westelijke muur blijkt onder stroom te staan doordat die drijfnat is en de elektriciteitsbuizen doorgeroest zijn.
Het was zaterdag – dat weet ik zeker want wij wasten ons één keer per week van top tot teen. In 1960 deden we dat in een lavet. Mijn broer Jan was net vóór mij. Ik ben mij al aan het uitkleden als er een ijselijke gil uit het washok klinkt. Jan schreeuwt dat hij schokken krijgt. Ik ren naar mijn grote broer Rem die voor aannemer aan het leren is. Hij weet vast wel raad, hij kan alles oplossen! Rem is nog in zijn werkpak. Daarin is ruimte voor veel verschillend gereedschap. Hij steekt een klein schroevendraaiertje in Jan’ badwater waarbij een lichtje gaat schijnen. “Ja,” bevestigt hij, “stroom!” Vervolgens duwt hij dat ding tegen de buitenmuur. Nu licht het miniatuurlampje in de schroevendraaier – voor mij een technisch wonder – veel feller op. De hele westelijke muur blijkt onder stroom te staan doordat die drijfnat is en de elektriciteitsbuizen doorgeroest zijn.
Ik word in deze levendige herinnering gestoord door een fel prikje. Op mijn
onderarm zit een vlieg, vermoedelijk een regendaas. Blijkbaar hebben wij voor
deze dazen een aantrekkelijke geur: ze vallen ons geregeld lastig. Ik zie dat
hij zich al twee keer aan mij tegoed deed; op de plaats dat gewoonlijk door
mijn horloge wordt bedekt liggen twee bloeddropjes. En nu wil hij nog een
nagerechtje. Dan komt hij echter van een kouwe kermis thuis: met mijn
rechterhand sla ik het vervelende insect van mijn arm zodat hij zowel zijn
voor- als hoofdgerecht, in een bloederige massa ter grootte van een twee-euro-muntstuk,
uitkotst.
Terug bij het kunstwerk is het er nog drukker geworden. Circa
twintig mannen en vrouwen, allen eender in donkerblauwe werkpakken gekleed, staan bovenop de heuvel waar zij afsteken tegen de
hemel. Het lijkt of zij geweren in de aanslag houden en even schrik ik er voor
terug om informatie te vragen.
Gelukkig.
Weinig schokkends aan de hand! De geweren zijn spaden: er worden opnamen gemaakt
(tuinarchitectuur). Mijn nieuwsgierigheid is bevredigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten